VEREENIGINGS VOORSTELLINGEN Hoewel de onderscheidene bedrijfsreglementen van den Bond in de practijk bevredigend function- neeren, blijken niettemin in het bijzonder het Be- drijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar en het Minimum-Prijzen-Reglement door de leden, die in opdracht of ten behoeve van vereenigingen bio scoopvoorstellingen geven, verkeerdelijk geïnter preteerd te worden. In dit verband zij opgemerkt, dat er in het algemeen twee soorten bioscoopvoor stellingen ten behoeve van vereenigingen vallen te onderscheiden, namelijk voorstellingen van of ten behoeve van vereenigingen, waarbij de verant woordelijkheid geheel is gebleven voor rekening van den exploitant, de zoogenaamde uitkoopvoor stellingen dus, en voorstellingen, die door de ver eenigingen geheel voor eigen rekening worden geëxploiteerd en waarbij de exploitant slechts op treedt als zaalverhuurder en de door hem gehuur de films ter beschikking stelt, In het laatste geval dient de exploitant er echter rekening mede te houden, dat hij voor het doen organiseeren van zoodanige voorstellingen in zijn bioscoop krachtens artikel 6 van het Bedrijfsregle- ment op de Lijst van Geen Bezwaar aan het Hoofd bestuur plaatsing van de betreffende vereeniging op deze lijst behoort te verzoeken. Volgens artikel 2 van dit Reglement is het den leden immers niet alleen verboden films te leveren aan niet-leden, doch ook ten behoeve van niet-leden, tenzij zulks is toegestaan blijkens de Lijst van Geen Bezwaar. Exploitanten, die deze belangrijke bepaling uit het oog verliezen, loopen het risico, dat reglementaire maatregelen tegen hen genomen worden. In beide gevallen echter is de exploitant er bo vendien ten volle verantwoordelijk voor, dat de voorstellingen in overeenstemming zijn met de on derscheidene reglementen en bepalingen van den Bond. Zoo is het in strijd met het Minimum-Prij- zen-Reglement, indien een exploitant in zijn bio scoop zoogenaamde vereenigingsvoorstellingen toelaat, welke weliswaar als gratis voorstellingen worden aangekondigd, maar waarvoor toch in den een of anderen vorm, bijvoorbeeld door het betalen van een vestiaire- of bespreekgeld, entree wordt geheven. Een verplichte plaatsreserveering a 10 cent per persoon bijvoorbeeld kan niet anders worden be schouwd dan als een verkapte entreeheffing. Men heeft in zulk een geval te doen met een dubbeltjes voorstelling, waardoor op ergerlijke wijze geknoeid wordt met entreeprijzen en aan de andere exploi tanten een onrechtmatige concurrentie wordt aan gedaan. Voorstellingen als bovenbedoeld behoo- ren geheel gratis te worden gegeven of in over eenstemming te zijn met de reglementen, in casu behoort de entreeprijs minstens met het vastge stelde minimum gelijk te liggen en behooren de overige rangen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het Prijsbescherming-Reglement. Het belang van het bedrijf vordert, dat vooral onder de gegeven omstandigheden op de handha ving van de minimum-prijzen scherp wordt toe gezien. CRITIEK BENEDEN ALLE CRITIEK Wij hebben van den aanvang af geen onver deelde bewondering gehad voor de wijze, waarop men meende het vorig jaar een zoogenaamde her- denkingsfilm tot stand te brengen. De verschillende besprekingen, welke van de zijde van het Hoofd bestuur van den Bond met het Comité voor de Na tionale Film 1938 gehouden zijn, alsook de bespre kingen in eigen boezem zouden daarvan kunnen getuigen. Dat ten slotte van Bondswege de moge gelijkheid is geschapen om deze film door het be drijf te doen exploiteeren vond zijn oorzaak meer in de sympathie, welke het streven van het Comité om de film te gebruiken als instrument voor de natonale herdenking bij ons genoot, dan in de manier, waarop dit instrument werd bespeeld. Bo vendien gold de overweging, dat aan den opzet van de vervaardiging der film geen commercieel doel ten grondslag lag, doch uitsluitend op den voorgrond stond het dienen van een nationaal belang. Het Hoofdbestuur heeft daarbij van den aan vang af doen uitkomen, dat zijn houding niet im pliceerde, dat het, buiten de voorbereiding en de productie van de film staande, voor de productie of voor de vertooning van deze film eenige verant woordelijkheid, welke dan ook, zou kunnen dragen. Vooropgesteld dus, dat wij in de prettige om standigheid verkeeren niets te vergoelijken of te herstellen te hebben, meenen wij toch te moeten zeggen, dat er allerminst reden is om, nu achteraf een tekort op de exploitatie der Nationale Film, welke thans vrijwel als afgesloten kan worden be schouwd, is ontstaan, zich te verliezen in een ma- 4

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 6