Regeering en Staatscommissie erkenden intus-
schen, dat de bioscoopexploitant nimmer absolute
zekerheid kan verwerven, dat een kind boven de
veertien of achttien jaar is. Daarom verklaarden
zij, dat de onderhavige bepaling zeker niet zou
mogen worden aangewend tegen den bonafiden
ondernemer, doch slechts tegen hem, die misbruiken
in dezen oogluikend toelaat. Deze woorden sugge
reerden dus aan de controleerende personen een
tegemoetkomende houding tegenover den bioscoop
ondernemer, die alles gedaan heeft, wat redelijker
wijs van hem mag worden verlangd tot wering van
kinderen of jeugdige personen, waarvoor de voor
stelling niet bestemd is, doch slachtoffer geworden
is van misleiding of vergissing van hemzelf of van
zijn personeel.
In verband echter met de geopperde bezwaren
tegen strafbepalingen voor personen, die zich bij
bioscoopbezoek schuldig maken aan een onjuiste
leeftijdsopgave, heeft de Wetgever zich onthouden
van eenig voorschrift te dezen opzichte.
Niettemin heeft de Raad van de gemeente Gor-
cum den exploitant in kwestie ter wille willen zijn
en in zijn vergadering van 10 Juni 1938 besloten,
in de algemeene politieverordening dier gemeente
een artikel 125bis in te lasschen, luidende als
volgt: „Het is aan een ieder verboden een open
bare bioscoopvoorstelling bij te wonen, of zich
daartoe toegang te verschaffen, indien deze, blij
kens de ingevolge artikel 17 der Bioscoopwet bij
den ingang aangebrachte mededeeling, voor hem.
niet toegankelijk is". Op overtreding van deze
bepaling was een hechtenis van ten hoogste één
maand, of geldboete van ten hoogste 150.
gesteld.
Thans echter, ruim anderhalf jaar nadien, heeft
de kroon dit besluit van Gorcums Raad vernietigd.
De Kroon overwoog, dat het nieuwe artikel
klaarblijkelijk beoogde, de rijksregeling aan te
vullen, wat betreft het voorschrift in zake kinderen,
die op grond van hun leeftijd, niet tot bepaalde
bioscoopvoorstellingen mogen worden toegelaten.
Echter had de rijkswetgever welbewust (met het
oog op de daaraan in zijn oogen verbonden be
zwaren) geen regeling getroffen met betrekking
tot een strafbaarheid van kinderen, die voorstel
lingen, welke voor hen niet toegankelijk waren
verklaard, toch zouden bezoeken.
Afgezien van de vraag, of de Bioscoopwet aan
vullende regeling door den plaatselijken wetgever
toelaat, stond het aldus de Kroon onder de
gegeven omstandigheden den Gemeenteraad niet
vrij, met betrekking tot dit punt regelen te stellen.
Daar een Gemeenteraad, dus doende, de grenzen
van zijn bevoegdheid overschrijdt en mitsdien han
delt in strijd met de wet, heeft de Kroon het voren-
vermelde raadsbesluit van Gorcum vernietigd.
ONBETAALDE RECLAME
De gang van zaken bij de totstandkoming van
de zoogenaamde Spoorwegfilm, namelijk het feit,
dat deze film, tot welker vervaardiging de Spoor
wegen opdracht hadden gegeven, niet als zooge
naamde documentaire haar weg heeft kunnen vin
den naar de bioscoop, maar door de bioscoop
ondernemingen via een daartoe in het leven ge
roepen commissie werd beschouwd als een
reclamefilm, zij het slechts ten deele, want
men rubriceerde haar onder de cultureele publici
teitsfilms heeft in een aantal persorganen nogal
critiek ontmoet.
Wij hebben daarop in een der nummers van het
Bondsorgaan uitvoerig geantwoord, zoodat ons
standpunt in deze aangelegenheid als bekend mag
worden verondersteld en we slechts in herhaling
zouden vallen door daarop nader terug te komen.
Wel meenen wij, dat in de beschouwingen, wel
ke naderhand nog aan het geval gewijd zijn, teveel
over het hoofd is gezien, dat de bioscoopexploitan
ten hun doek voor een gedeelte van den program
matijd hebben verpacht aan bioscoopreclame
exploitanten, waardoor zij een aantal contractueel
vastgelegde verplichtingen op zich hebben geno
men, welke hun beletten, vrijelijk films te vertoo-
nen met een reclame-karakter, ook al zouden zij
dat gaarne willen, om de actueele, cultureele- of
amusementswaarde van dergelijke films.
Wel heeft men getracht in deze moeilijkheid te
voorzien door een gemengde commissie, welke kreeg
uit te maken, of bepaalde films, waarin slechts op
indirecte wijze reclame wordt gemaakt door een
of ander overheidsbedrijf, semi-overheidsbedrijf of
ander bedrijf van algemeen openbaar belang, zou
den kunnen gerangschikt worden onder cultureele
publiciteitsfilms, waarvoor dan, mits de lengte 300
meter of meer zou bedragen en een bepaalde cul
tureele waarde aanwezig zou zijn, een zoodanig
tarief in het leven werd geroepen, dat de vertoo-
ningskosten tot een minimuni zouden worden
teruggebracht.
Als zulk een cultureele publiciteitsfilm werd ook
de Spoorwegfilm aangemerkt.
De Spoorwegen kregen daardoor voor haar
reclamecampagne in de bioscopen slechts een be
drag van 8 mille te betalen in stede van de 50 a
60 duizend gulden, welke normaal voor zulk een
campagne zouden moeten worden neergeteld. Zij
wenschten echter ook dit bedrag voor vertooning
in de bioscopen niet te betalen, met het gevolg, dat
opdracht werd gegeven tot het vervaardigen van
een smalfilm, welke ten slotte in eenige gelegen
heden buiten het bonafide bedrijf om vertoond is,
alsmede in een paar bioscopen, die geen contrac-
tueele verplichtingen hebben met filmreclame-
exploitanten.
Het doet ons intusschen genoegen in een der
bladen, namelijk in de Zutphensche Courant, een