artikel te lezen, waarin de redactie zich beklaagt over den aandrang van Overheidsorganen om in de kranten als nieuws te publiceeren, wat feitelijk onder de advertentierubriek thuishoort en waarin zij nog eens nadrukkelijk betoogt, dat de krant afwijzend moet staan tegenover de vele verzoeken, waarvan de grond louter is het ontgaan van adver- tentiekosten. Uit dit artikel, dat wij onderstaand met instem ming publiceeren, blijkt wel, dat er, zij het natuur lijk met eenige afwijkingen een duidelijke parallel te trekken valt tusschen de opvattingen van de krant en van het bioscoopbedrijf over een kwestie, die in verschillenden vorm beide organen regar deert. Men behoeft in dit artikel voor het woord krant" slechts „bioscoop" te lezen om dit te kun nen vaststellen. De „Zutphensche Courant" schrijft dan onder het hoofdje „Onbetaalde reclame" als volgt: Vandaag hebben we behoefte om aan onze lezers iets te vertellen wat onszelf, dat is: de krant, be treft. Grooter ergernis dan telkens weer te worden geplaagd door het vriendelijk verzoek van wel- meenende, ook wel van berekenende menschen om als bericht te plaatsen wat eigenlijk reclame is, valt kwalijk uit te denken. Wij kennen ze zoo langzamerhand, onvermoeide vragers, die aan de redactie met vriendelijkheid, en soms wel zonder betoon van vleierij, verzoeken een mededeeling te publiceeren welke onder de advertenties thuis hoort. Dat doen niet alleen particulieren, met de aller beste bedoelingen bezield om een „algemeen be lang" te dienen, maar die eigenschap vertoonen hoe langer hoe meer de organen der overheid. Een tijd als deze lijkt bij uitstek geschikt om de ver- eischte vrijmoedigheid te vinden herhaaldelijk bij de krant aan boord te komen met verzoeken om onbetaalde reclame in quasi nieuws-vorm op te nemen. Sterker: heel vaak blijft zelfs zoon verzoek vol komen achterwege. Het voor plaatsing bestemde wordt bij de redactie eenvoudig in de brievenbus gestopt of bij wijze van communiqué langs den meest modernen weg op hetzelfde moment in de redactie-bureaux van alle dagbladen binnenge loodst. De lust om anderen onaangenaam te wezen is wel de laatste ondeugd, welke aan den journalist mag worden ten laste gelegd. Integendeel, met een juiste opvatting van zijn taak klopt het, wanneer hij meewerkt om het algemeen belang te dienen, waarbij hij gaarne gebruik maakt van de medewer king van iedereen die zijn taak komt verlichten door voorlichting. Doch nu is het merkwaardige, dat zulk een medewerking van buitenstaanders zich in den regel beperkt tot voorlichting omtrent hetgeen feitelijk van particulier belang is of het belang dient van een vereeniging of comité. Natuurlijk moeten wij zelf de grens trekken tus schen hetgeen van algemeen belang geacht mag worden en wat behoort (ot hetgeen per annonce bekend gemaakt dient te worden. Wij gaan daarbij waarlijk niet kleinzielig te werk. wij zien het in den regel vrij ruim aan. Maar ergens houdt de grens toch op. En dat te kennen gevende, roepen wij dadelijk het smalende, geringschattende, haast minachtende glimlachje, gebaar en woord te voor schijn bij den al te vrijmoedigen verzoeker. De meeste menschen kunnen maar niet begrijpen dat ook een courant een industrieele onderneming is, welke niet kan leven van de lucht. Van de daar aan verbonden kosten hebben de meesten geen hoogte. En evenmin hebben ze oog voor de moei lijkheden, welke de huidige toestand voor een krant meebrengt. Het gevaar van papiernood heeft alle kranten gedwongen 10 pet. van het aantal bladen in te krimpen, terwijl de vloedgolf van berichten dag-aan-dag toeneemt. Vele adverteerders toonen een terughoudendheid, waarvan de geldelijke ge volgen tot uiting komen in de opbrengst der kran ten-ondernemingen. Verschillende materialen zijn al in prijs gestegen en niemand weet wanneer dat ophoudt. Het is dus volkomen begrijpelijk, dat de krant wel afwijzend moet staan tegen velerlei verzoeken, waarvan de grond louter is het ontgaan van adver tentie-kosten. En het onaangename is, dat vele al dus teleurgestelde verzoekers dat aan de krant nog kwalijk nemen ook. Gelukkig staan daar voorbeel den tegenover van menschen, die onze uiteenzet tingen, in vriendelijken vorm gegeven, toonen te begrijpen en de juistheid van ons betoog erkennen. Maar och, die booze gezichten en onvriendelijke uitlatingen! Je sterft er niet aan, maar het hindert je toch. Ergerlijk in hooge mate is evenwel de houding van allerlei overheidspersonen, die de kranten een voudig overladen met „nieuws" dat feitelijk onder de advertentie-rubriek thuis behoort. Dat gebeurt met steeds afnemende reserve. Het lijkt wel of de krant verplicht is al die overheids-mededeelingen gratis te plaatsen. Niets is minder het geval. Geen enkele overheid of particulier kan een krant dwin gen om op te nemen wat de redactie weigert te plaatsen. Wij kennen wel landen waar dat ge woon gebruik is, maar nooit zouden wij in zoon dictators-staat willen leven. Eigenlijk moest het niet noodig wezen dit alles publiek te zeggen. Doch de toenemende aandrang om de hooge publiciteitswaarde van de krant te misbruiken, met een stilzwijzende speculatie op averechtsche concurrentie-begrippen, verraadt een geestesgezindheid, waartegen de krant uit welbe grepen eigenbelang dient op te komen. Al die vragers, maar de overheid bovenal, moe ten toch leeren inzien dat het feitelijk zoo onwaar dig is om te bedelen om onbetaalde plaatsruimte voor mededeelingen, welke niet de redactie open baar dient te maken, maar alleen de particulier of de overheid, wier belang en plicht meebrengen aan iedereen wien het aangaat hun plannen en beslui ten bekend te maken.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 7