vest en allen daarin werkzaam, zijn bezig de vruch ten te plukken, den oogst in te halen van wat hij in moeilijke jaren van stagen en stoeren arbeid ge zaaid en gewrocht heeft. Hij gaat op een oogenblik, dat zijn naam geves tigd is. dat hij het vertrouwen heeft en de achting van iedereen in het bedrijf, dat hij gezag geniet bij alle leden en in de vele colleges, waarin hij werk zaam is; op een oogenblik, waarop zijn verdiensten voor bedrijf en maatschappij door iedereen, en niet in hét minst ook door de Overheid, erkend worden. Hij, de wakkere kapitein, die als het moest in tien stormen achtereen het roer zelf in de vuist hield, zonder wikken of wijken, hij draagt het com mando over op een moment, dat de klippen zijn omzeild, dat de vaart veilig is, en met volle kracht wordt opgegestoomd naar een beter verschiet. Dat moet hem buitengewoon hard vallen. Dat moet, wij begrijpen het allen, een groot offer zijn, dat ons dwingt zijn eenmaal genomen besluit te respecteeren. Zoo iemand, dan moet hij toch wel de bitterheid en den weemoed doorproeven van het „partir c'est mourir un peu a ce qu'on aime". Maar ook voor den Bond, ook voor zijn col lega's, inzonderheid voor het Hoofdbestuur en voor allen, die hem jarenlang van zoo nabij hebben mee gemaakt, beteekent dit eveneens een „partir, eest mourir un peu"een heengaan, dat eigenlijk een beetje doodgaan is. Want moge voor hem. die zich vooral in vroegere jaren nimmer rust heeft gegund, dit afscheid een ,.otium cum dignitate" beteekenen, voor den Nederlandschen Bioscoop- Bond beteekent het ten slotte niets dan verlies. Met den heer Hamburger verliest hij immers zijn „grooten man De heer Hamburger was niet denkbaar zonder den Bond, maar het zal aanvankelijk een heele toer zijn aan den Bond te wennen zonder hem. Vooral nu, nu wij hem een afscheid toeroepen, realiseeren wij ons zijn beteekenis. Een eenvoudige analyse van deze beteekenis voor Bond en bedrijf komt hierop neer, dat de huidige structuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond de verwezenlijking is van het ideaal, dat de heer Hamburger zich steeds heeft gesteld en mede de bekroning van heel zijn arbeid. De heer Hamburger is een der werkers geweest van de eerste ure. Mede-oprichter van den Bond, was hij aanvankelijk Vice-Voorzitter, om in 1921 de teugels in handen te nemen en deze vast te houden tot 1940 toe, slechts met onderbreking van één jaar, bij welke gelegenheid hij, dit zij terloops vermeld, tot eere-lid van den Bond werd benoemd. De heer Hamburger aanvaardde het Voorzitter schap onder zeer moeilijke omstandigheden, toen namelijk de eerste reorganisatie van den Bond haar beslag kreeg en de filmverhuurders toetraden. De beteekenis van dit oogenblik heeft eigenlijk altijd de beteekenis van de organisatie van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf uitgemaakt en den grondslag gevormd voor den arbeid van den heer Hamburger. De samenwerking tusschen bioscoopexploitanten en filmverhuurders was voor hem de fundeering bij den opbouw der orga nisatie. Daardoor was heel het bedrijf, ook de film fabrikanten en -producenten, vereenigd en daar door was het sterk. Daardoor konden daden wor den gesteld en o.a. sancties, zooals die van uit sluiting, worden toegepast en besluiten worden genomen, die voor het heele bedrijf bindend waren. Daardoor zijn tal van acties mogelijk geworden, zooals bijvoorbeeld de bekende acties tegen te hooge vermakelijkheidsbelasting, waarbij tot slui ting van een aantal bioscopen kon worden over gegaan, waarbij de filmverhuurders gebonden wa ren niet te leveren en de reizende bioscopen om geen films te vertoonen. Tevens was een finan- cieele steunactie bij deze gelegenheden mogelijk, omdat zij, die zich zouden willen onttrekken, met uitsluiting van filmlevering, dan wel van filmver huur, werden bedreigd. Deze acties zijn, zooals wij allen weten, voor het film- en bioscoopbedrijf in ons land van onschat baar belang geweest. Zij hebben bijvoorbeeld tegengehouden het streven van gemeentebesturen, onmiddellijk na den vorigen oorlog, om de ge meentelijke belastingen tot abnormale hoogte op te schroeven. Alle andere acties, wij denken aan diverse belastingacties, aan de kwestie met de witte keuring, aan de jaren, waarin de Bioscoop wet tot stand gekomen is, etc, zijn op dezelfde leest geschoeid, steeds met meer of minder succes. Ten slotte hield men rekening met den Bond. het bedrijf werd gerespecteerd en de leden konden hun boterham verdienen zonder van de willekeur van alle mogelijke potentaten afhankelijk te zijn. Hoe scherp het optreden van den heer Hambur ger dikwijls ook moge zijn geweest, hoe strijdbaar- zijn karakter ook was, immer behield hij bij zijn

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 4