OFFICIEEL ORGAAN DE VOORZITTERSKEUZE VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D Het kan gebeuren, dat een bepaalde functie 200 innig vergroeid is met den functionaris, die haar uitoefent, dat ambt en persoon nagenoeg niet meer losstaand van elkaar kunnen worden gedacht. Men komt dit verschijnsel tegen bij regeeringen, bij publieke ambten, bij ondernemingen en niet in het minst ook bij organisaties en vereenigingen. Met name heeft het zich voorgedaan bij den Ne- derlandschen Bioscoop-Bond. Moge een en ander al pleiten voor de kwaliteiten en de verdiensten van den betrokken functionaris, de voorziening in een eventueele vacature wordt er in zulk een geval zeker niet door vergemak kelijkt. Voor wat den Bioscoop-Bond aangaat kan gelukkig gezegd worden, dat zich in de laatste jaren jonge krachten hebben doen gelden, die zich met energie opwerpen voor de belangen van het bedrijf en voor den materieelen welstand van allen, die er in werkzaam zijn. In zooverre is er geen leemte en geen moeilijk heid. Dit blijkt ook uit de candidaatstelling voor het Hoofdbestuur, welker termijn op 1 Maart is geëindigd. Vóór den gestelden datum hebben de onderscheidene afdeelingen haar candidatenlijst bij het Hoofdbestuur ingediend. Het woord is nu aan de jaarlijksche algemeene ledenvergadering. Zooals bekend, bepaalt artikel 12 van de Statu ten ten aanzien van het Voorzitterschap, en het is nagenoeg het eenige wat de Statuten aangaande deze functie bepalen, dat de jaarlijksche algemeene ledenvergadering in de keuze van den Voorzitter geheel vrij is. De eenige moeilijkheid nu, welke zich voordoet, wordt veroorzaakt door een aantal leden van den Bond, die deze vrije keus trachten te vertroebelen. Zij doen dit op een wijze, welke men, de evolutie van den Nederlandschen Bioscoop-Bond in aanmer king nemende, thans niet meer voor mogelijk zou hebben gehouden. Men verbindt de keuze van den Voorzitter met een bepaald groepsbelang en zelfs is er een circulaire aan een aantal leden gericht, waarin met uitschakeling van het algemeen belang de keuze van den Voorzitter uitsluitend afhan kelijk wordt gesteld van het eene, zeer bepaalde groepsbelang. Met name willen deze leden in den Voorzitter een exploitant of een filmverhuurder zien, ja zij willen er alles in zien, behalve den Voorzitter. Deze handelwijze heeft het Hoofdbestuur pijn lijk getroffen. Daardoor immers wordt de onpar tijdigheid, de integriteit van den toekomstigen Bondspresident bij voorbaat in discrediet gebracht, en de functie als zoodanig verlaagd tot een ex ponent van een of ander groepsbelang. Het is den heer Hamburger juist als een van zijn grootste verdiensten aangerekend, dat hij, die lid-exploitant van den Bond was, en waarlijk niet een van de geringsten. als Bondspresident noch exploitant, noch filmverhuurder was. Zijn onbe vangenheid en onpartijdigheid als functionaris zijn tijdens den langjarigen duur van zijn presidium nimmer in twijfel getrokken. 1

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 3