den voordoen van dien aard. dat er aanleiding is om aan te nemen, dat, 200 zij ten tijde der toe lating bekend waren geweest.» onderscheidenlijk zich hadden voorgedaan, tot niet-toelating van de film of tot toelating slechts onder bepaalde voor waarden zou zijn besloten, werd door vele leden met instemming ontvangen, doch verscheidene andere leden hadden tegen dit voorstel ernstig be zwaar. Blijkbaar heeft de Regeering bij het ont werpen van het voorgestelde artikel 16a het oog gehad op de buitengewone omstandigheden, waar onder wij leven. Het scheen dezen leden echter niet wenschelijk in de wet blijvende bepalingen op te nemen, die althans naar hun oordeel uitslui tend voor deze buitengewone omstandigheden zijn bedoeld. In de achter ons liggende maanden is trouwens van de zijde van den Nederlandschen Bioscoopbond alle medewerking verleend om de daarvoor in aanmerking komende, reeds toegelaten films weer uit de circulatie te nemen. Ook in de toekomst zal ongetwijfeld langs den weg van over leg met de belanghebbenden een oplossing gevon den kunnen worden. Zou het nieuwe artikel nu zonder veel bezwaar voor het bedrijf toegepast kunnen worden, dan zouden deze leden er zich intusschen wel bij kun nen neerleggen, dat het in de wet werd opgenomen. Dit is echter geenszins het geval. Herkeuring, wel ke o.m. ten gevolge kan hebben, dat een film. die reeds was goedgekeurd, alsnog wordt afgekeurd of slechts voor personen boven een leeftijdsgrens wordt toegelaten, kan voor het bedrijf ruïneuze gevolgen hebben. In het bijzonder kunnen zulke qevolgen intreden voor de zelfstandige filmver huurkantoren, die op de vrije markt films koopen en importeeren. Bij den aankoop van films wordt doorgaans een zg. censuurclausule in het koopcon tract opgenomen, welke den kooper vrijwaart voor schade bij niet-toelating van de qekochte film. Wordt de film nu echter eerst later, bij herkeuring, afgekeurd, dan is het dikwijls niet meer mogelijk de schade te verhalen op den verkooper, daar deze laatste, de filmproducent veelal een maatschappij is. welke na het vervaardigen van de film weer geliquideerd wordt. De kans op afkeuring van een reeds toegelaten film is bovendien, wordt het voorgestelde artikel aanvaard, niet gering. De redactie sluit althans niet uit. dat het artikel zal worden gehanteerd bij allerlei incidenteele gebeurtenissen. Stel, dat men van bepaalde zijde tegen een pacifistische film of in een ander geval tegen een militaire film een actie zou gaan voeren, welke tot ongeregeldheden zou leiden, dan is het geenszins uitgesloten, dat de Rijkscommissie dit zal beschouwen als een omstan digheid, welke bij de toelating niet voorzien was en welke alsnog tot afkeuring aanleiding geeft. De leden, hier aan het woord, maakten er voorts bezwaar tegen, dat een zoo groote bevoegdheid gelegd zal worden in handen van den voorzitter der Rijkscommissie. De eerstbedoelde leden erkenden, dat de voor gestelde bepaling voor het bedrijf moeilijkheden zal kunnen meebrengen. Echter achtten zij haar onmisbaar. Door overleg tusschen den voorzitter van de Rijkscommissie en den Bioscoop-Bond kan overigens, naar zij meenden, aan de voornaamste bezwaren voor een belangrijk gedeelte tegemoet worden gekomen. Zou in onderling overleg geen bevredigende op lossing bereikt kunnen worden, dan behoort even wel het bioscoopbedrijf gedwongen te kunnen wor den de vertooning van films, ten aanzien waarvan zich gewijzigde omstandigheden hebben voorge daan, welke tot afkeuring zouden hebben kunnen leiden, te staken. De voorgestelde bepaling zal naar het inzicht van deze leden vooral preventieve werking hebben. Een deel dezer leden zou er intusschen wel voor gevoeleh artikel 16a een tijdelijk karakter te geven. Zou men het artikel ook voor normale omstandig heden willen doen nelden, dan ware er huns inziens aanleiding om te overwegen of aan de gedupeer den niet een schadeloosstelling kan worden toege kend, indien de film bij herkeuring geheel wordt afgekeurd. Artikel XIX. Tegen het voorschrift van het tweede lid, dat een film niet onder anderen titel dan waaronder zij is toegelaten mag worden aangekondigd, wordt, naar het oordeel van verscheidene leden te recht, van de zijde van het bedrijf ernstig bezwaar ge maakt. Het verdient huns inziens aanbeveling dit lid geheel te schrappen. Zoo noodig kan de materie in het Bioscoopbesluit worden geregeld. Gevraagd werd nog of het mogelijk zal zijn bij de keuring twee of meer titels op te geven, welke titels dan alle worden medegekeurd. Artikel XXI. Verscheidene leden betreurden, dat het bestaan de eenige lid van artikel 19 niet zal worden gewij zigd. Deze bepaling maakt het den burgemeester mogelijk openbare vertooning van een toegelaten film te verbieden, indien naar zijn inzicht daarvan verstoring van de openbare orde is te duchten. Zijn subjectief oordeel is hier beslissend. De leden, hier aan het woord, meenden, dat van deze be voegdheid niet zelden een onjuist gebruik wordt gemaakt. Herinnerd werd aan de bespreking van deze aangelegenheid bij de behandeling van de begrooting van het Departement van Binnenland- sche Zaken voor 1939 naar aanleiding van een geval, dat zich had voorgedaan in Dokkum. Zou de bepaling gehandhaafd blijven, dan behoort huns inziens in ieder geval beroep van de beslissing van den burgemeester mogelijk te worden gemaakt. Andere leden zouden hiertegen bezwaar hebben.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 9