LEDENVERGADERING VAN 29 JULI 1940 werking der Duitsche autoriteiten. Zulk een omschakeling tot publieksrechtelijk orgaan zou ingrijpende veranderingen in ons orga- nisatieleven met zich brengen en om te beginnen een herziening van statuten en reglementen tot gevolg moeten hebben. Het voornaamste is echter, dat het bedrijf een levende organisatie behoudt, een organisatie, die evenals voorheen met den tijd meegroeit, ook wanneer dit offers kost. De leden van den Nederlandschen Bioscoop- Bond zijn Maandag, 29 Juli in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam in een spoedvergadering bijeenge komen. De Bondsvoorzitter, de heer C. S. Roem, opende dé vergadering, waarvoor groote belang stelling bestond, met een woord van welkom, waarna eenige mededeelingen werden gedaan over de werkzaamheden van het Dagelijksch Bestuur in de laatste weken. Spreker refereerde zich daar bij aan de publicaties in het Officieel Orgaan. Voor wat het besluit van 19 Juli aangaat van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Binnenlandsche Zaken en Justitie betreffende het vertoonen van films, deelde de Voorzitter mede, dat het Dagelijksch Bestuur de consequen ties dezer besluiten voor het bedrijf nader onder de oogen zal zien aan de hand van de concrete gegevens, waarover dit College de beschikking krijgt. Vaststaat, dat de uitvoering van genoemde besluiten het Nederlandsche film- en bioscoopbe drijf voor groote problemen stelt, welke het Da gelijksch Bestuur binnen den kortst mogelijken tijd in samenwerking met de autoriteiten zal trachten op te lossen. Het Dagelijksch Bestuur stelt zich hierbij voor voortdurend contact te onderhouden met de afdeelingen, alsmede met het Hoofdbestuur, dat den dag na deze vergadering voor het eerst wederom voltallig in zitting bijeen zal komen. In de Commissie tot het nazien der notulen dezer vergadering werden benoemd de heeren P. J. Beynes, W. P. Peters, Ed. Pelsier, J. S. Thedinga Jr. en de Voorzitter, de heer C, S. Roem. Op voorstel van het Hoofdbestuur werd beslo ten tot het verleenen van dispensatie van het be paalde in artikel 12 C en D van het Algemeen Bondsreglement, voor het niet in acht nemen van de daarin genoemde termijnen met betrekking tot de candidaatstelling van leden van het Hoofd bestuur. Hierna stelde de voorzitter aan de orde het punt: Verkiezing van vier leden van het Hoofdbe stuur, die allen zelf of wier maat- of vennoot schap, vereeniging of stichting lid moeten zijn van den Bond en van wie drie leden moeten zijn eigenaar, medevennoot, of bestuurder van een filmfabriek, filmproductiezaak, filmimportzaak, of filmverhuurkantoor, en één lid moet zijn van een permanente of reizende bioscoop en zich niet bezig mag houden met filmfabricage, filmproductie, film- import of filmverhuur, tenzij hij bestuurslid is van een plaatselijke of provinciale af deeling (een en ander als omschreven in artikel 12 der Statuten). De heer W. Mullens ('s-Gravenhage) ver klaarde geen candidatuur voor het Hoofdbestuur te aanvaarden. Toen een aantal leden hem had verzocht zich candidaat te stellen, was voor een wijle de drang in hem opgekomen, zich nog één maal met alle kracht in dienst te stellen van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf. Zoodra spreker echter was gebleken, dat het Dagelijksch Bestuur een anderen candidaat adviseerde, meen de spreker daaruit bepaalde gevolgtrekkingen te moeten maken, zulks in de overtuiging, dat de taak van het Dagelijksch Bestuur onder geen be ding mocht worden bemoeilijkt. Immers, indien spreker zijn candidatuur zou hebben gehandhaafd, zou voor hem wellicht een candidaat moeten wijken, welke door het Dagelijksch Bestuur werd gewenscht. Spreker verklaarde vertrouwen te hebben in de vier leden, welke door het Dage lijksch Bestuur zijn geadviseerd. Deze zullen on getwijfeld actief bijdragen tot het welzijn van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en zijn leden. Spreker dankt die leden, welke hem candidaat hebben gesteld, voor hun vertrouwen, en hij ver zoekt de vergadering geen debat over het onder havig agendapunt te willen voeren. De heer J, van Bommel (Delft) zegt, dat de Afdeeling „Het Westen" den heer G. J. Milius uit Hoogezand heeft gecandideerd. Het bevreemdt spreker, dat hij geen bericht heeft gekregen, dat de heer Milius zijn candidatuur heeft ingetrokken. Spreker zou alsnog gaarne vernemen of de heer Milius een candidatuur ambieert. De heer Milius verklaart, dat hij een candida tuur heeft aanvaard op voorwaarde, dat het Dage lijksch Bestuur dienaangaande een beslissing wil nemen. Het Dagelijksch Bestuur heeft inmiddels den heer Uges geadviseerd, zoodat spreker van meening is zich onder de gegeven omstandigheden te moeten terugtrekken. De Voorzitter zet uiteen, dat het Dagelijksch Bestuur zich voor wat de candidaatstelling betreft uiteraard heeft beperkt tot een advies; het heeft die candidaten geadviseerd, waarin het de figu ren meende te kunnen zien, welke onder de ge geven omstandigheden het bedrijf het beste in ons hoogste Bondscollege kunnen vertegenwoordigen. Met het advies in zake de candidatuur Uges heeft het Dagelijksch Bestuur een gebaar willen maken tegenover het zwaar getroffen bedrijf in Rotter dam en voor het overige heeft men door het advies stemmingen willen voorkomen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 8