den met het vclkslooze, internationale, cosmopolitische den
ken. De typisch Hollandsche mentaliteit om overal vandaan
het beste te halen, harmonieerde daar wonderwel mede. Wat
er bij ons volk aan andere verlangens sluimerde, kreeg geen
gelegenheid om zich levenskrachtig te uiten.
Zoo heeft bij gebrek aan eigen Nederlandsche doelstel
ling het overigens zoo uitstekend georganiseerde filmbedrijf
in Nederland voor een eigen filmcultuur weinig kunnen uit
richten.
Onder den invloed van de naderende en dreigende gebeur
tenissen, was er reeds eenige jaren een nieuwe strccming
merkbaar, welke kortgeleden heeft geleid tot brengen van
andere mannen op de verantwoordelijke, leidinggevende pos
ten van den Bond. Van hen verwachten wij een andere rich
ting. Maar het spreekt vanzelf, dat bij den nieuwen stand
van zaken, bij de gewijzigde verhoudingen voor alle takken
van het nu publiekrechtelijk geordende bedrijf, de ontstane
achterstand niet maar zoo is in te halen.
Het groeiend besef, dat wij in het verleden met onze cos
mopolitische belangstelling te weinig ons eigen volkswezen
in al zijn uitingen hebben gecultiveerd, te weinig het eigen
volkskarakter hebben doen gelden tegen binnengedrongen
uitheemsche elementen, zal gelijk elders al heel veel eerder
is geschied ook ten onzent de belangstelling voor dat
onderdeel van onze moderne cultuur, hetwelk film heet, zeer
snel in de goede richting brengen."
De Nieuwe Delftsche Courant acht de tot
standkoming van deze eerste Nederlandsche cor
poratie (als hoedanig zij den Nederlandschen
Bioscoop Bond in zijn nieuwen vorm beschouwt)
zeer belangrijk en zij motiveert dit als volgt:
„De film heeft een eigen taak te vervullen binnen het
kader der volkscultuur, een eigen scheppende taak en als
zoodanig vormt zij een levend deel der beschaving een
voorlichtende en opvoedende taak tevens. En daarin ligt
haar verwantschap met de pers. Evenals de pers vat zij alle
gebieden der cultuur samen en brengt deze tot het volk op
een wijze, welke aangepast is aan de mentaliteit en het bevat
tingsvermogen van wie naar de film komen zien.
Hierin ligt ook de groote verantwoordelijkheid besloten,
welke thans in handen van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond is gelegd en hierin ligt ook de grond en de recht
vaardiging besloten, om aan deze organisatie een ordenende
bevoegdheid te geven, welke haar onafhankelijk zal kunnen
maken van de persoonlijke belangen der ondernemers. Alleen
op deze wijze is het mogelijk een voldoend toezicht.te houden
op wat in de filmwereld gebeurt en zoo alleen is het ook
mogelijk krachtig mee te helpen aan de vernieuwing van
onze volkscultuur, volgens vaste en weloverwogen lijnen.
De tot stand koming van deze eerste Nederlandsche cor
poratie is ook als symptoom zeer belangrijk. Want wat hier
op het gebied der filmcultuur is geschied, is ook op andere
gebieden mogelijk en wel naar wij hopen binnen niet al te
langen tijd. Allereerst denken wij hierbij aan de Pers, welke
reeds dadelijk haar taak ten aanzien van ons volk onder de
nieuwe omstandigheden heeft begrepen en haar eigen orga
nisaties, onder den drang van den doorbrekenden nieuwen
geest, dusdanig heeft georganiseerd, dat zij gereed staan het
werk volgens de nieuwe lijnen aan te vangen. Naast de
filmcorporatie lijkt ons het totstandkomen van een Neder
landsche Perscorporatie thans van primair belang.
Ten slotte is deze nieuwe organisatie, de eerste van haat-
soort, ook daarom van belang, omdat het een der eerste
aanduidingen is van den nieuwen weg, welken Nederland
opgaat."
Het Utrechtsen Dagblad spreekt van een mijl
paal en toont in een uitvoerig artikel, waarvan
de leden ongetwijfeld met groote belangstelling
kennis zullen nemen een goeden kijk te hebben
op de organisatorische ontwikkeling van het film
en bioscoopbedrijf in ons land en van de rol, die
de Nederlandsche Bioscoop-Bond in deze ontwik
keling heeft gespeeld.
Het blad schrijft:
„Het feit, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond, door een
simpel besluit van drie secretarissen-generaal tot het eenige
en officieele lichaam geworden is, dat met de zorg voor de
Nederlandsche filmwereld belast is, is nu in den drang van
de dagelijksche gebeurtenissen eigenlijk niet eens zoo opge
vallen als het onder normaler omstandigheden zou hebben
gedaan. De Bioscoopbond is een bekende verschijning. Hij
ontstond in 1918 en de eerste discussies, welke zijn bestuur-
deren hielden, betroffen de vooral economische moeilijkheden
waarmede de bioscoopbedrijven hadden te kampen, speciaal
met den zwaren belastingdruk, die toen werd toegepast.
Uit de gunstige resultaten van het eerste gezamenlijke op
treden groeide langzamerhand de beteekenis van den bond
naar alle richtingen uit, zoodat hij tenslotte de laatste jaren
een van de gaafste voorbeelden was van bedrijfsordening
op den grondslag van vrijwilligheid en van een straffe orga
nisatie met een eigen „rechtspraak" en bindende voorschrif
ten op verschillend gebied. Van dien Bioscoopbond weet ook
elke buitenstaander wel iets en het mag hem bekend zijn,
dat er practisch in ons land op bioscoopgebied niets kon
gebeuren zonder dat dit de medewerking of de sanctie van
deze organisatie had.
Was de Bioscoopbond vooral op commercieel gebied werk
zaam voor de belangen van zijn leden de verheffing van
de „standing" van het bioscoopwezen in ens land heeft hij
ook tot het terrein van zijn bemoeiingen getrokken en be
halve een verbetering van de zakelijke toestanden in het
bedrijf heeft de bond bereikt, dat ons land de beste film
theaters had, steeds de voortreffelijkste filmwerken kon ver-
toonen en dat het optreden van de biosccopzakenlieden niet
alleen onderling, maar ook naar buiten, gewoonlijk aan de
eisenen der welgevoeglijkheid voldeed.
Het bestuur van den bond is zich óók bewust geweest van
idealen, die op filmgebied verwezenlijkt moeten worden en
heeft bij menige gelegenheid niet nagelaten om te onder
strepen, dat de bioscoop niet meer een zuivere vermakeiijk-
heidsinstelling is, maar een cultuurfactor begint te worden
van een beteekenis, die niet licht overschat kan worden.
Cultureele zorg.
De verwezenlijking van den cultureelen kant van zijn taak
heeft de bond echter voornamelijk gezien in een remmen van
invloeden, die schadelijk konden werken en veel minder in
het stimuleeren van een streven, dat naar zijn meening gun
stig zou zijn.
De constellatie van ons filmwezen bracht dit trouwens
met zich mee. De import overheerscht nu eenmaal enze film-
markt en de voornaamste taak van de exploitanten en hun
raadslieden is de juiste keuze te doen uit den rijkelijken
overvloed van materiaal, die over de grenzen komt. De Ne
derlandsche filmproductie zelf is nooit van een zoo omvat
tende beteekenis geweest, dat haar uitingen een onderwerp
van geregelde bemoeienis van het opperste bestuur over het
biosecopwezen behoefden uit te maken, als is daarmee niet
gezegd, dat de Nederlandsche filmproductie ook den Bio
scoopbond geen zorgen heeft gebracht.
Alles wat tot nu toe bestond, blijft onder de nieuwe ver
houdingen bestaan. Het feilloos wérkende commercieele bic-
scoop-,,apparaat" blijft precies zoo als het was. De vroeger
onderlinge organisatie is thans officieel bekrachtigd, maar
ondergaat eigenlijk weinig practische wijzigingen. De be
teekenis van de beslissingen van het bendsbestuur, met name
van den bondsvoorzitter, die uitgebreide volmachten heeft