rond met een bord voor hun hoofd. Een paar meer
of minder spelfcjtf'daarbij geen rol.
Het is een gelukkig toeval, dat het eerste vrije
nummer van dit periodiek verslag uitbrengt van de
eerste ledenvergadering van den Bond sedert vijf
jaren.
De wederopstanding van den Bond op den vijf
den Mei 1945, die overigens meer weg had van
den terugkeer van een onderduiker heette hij
niet den .zwarten" Bond in Kultuurkamerkringen?
moge voor het film- en bioscoopbedrijf in ons
land een allesbeheerschend feit geweest zijn; de
krachtige leiding, die zijn Bestuur, ondanks onge
kende moeilijkheden, vanaf den eersten dag ge
geven heeft, moge vertrouwen hebben gegeven en
de reconstructie van het Bondsbureau uit het niet
in recordtempo moge het Bestuur tot steun en den
leden van dienst geweest zijn, het fundament ont
brak, zoolang niet de leden, die vijf jaar lang ge
dwongen waren te zwijgen, zich hadden kunnen
uitspreken naar hun inzicht en overtuiging. En
evenmin als de beste vakman een feillooze prognose
geven kan van de ontvangst door het publiek van
een bepaalde film, evenmin vielen er bij alle con
tact, dat de leiding via de afdeelingen met de leden
onderhouden heeft, onder zooveel heterogene groe
pen en belangen, conclusies te trekken omtrent een
gezamenlijke uitspraak. Wat was er immers in de
voorbije vijf jaren niet gebeurd; hoezeer liepen de
belangen niet uiteen, hoezeer ook de persoonlijke
posities, hoezeer ook vaak de inzichten en overtui
gingen. Vandaar, dat deze eerste ledenvergadering
de tweede groote gebeurtenis was in het hernieuw
de, vrije Bondsbestaan.
De belangstelling uit alle groepen van heinde en
ver de grootste, welke men zich herinneren kan
bewees, dat men behoefte had aan dit eerste
samentreffen en de beteekenis ervan begreep.
In de discipline, waarmee de leden hun nieuw
verworven vrijheid hebben besteed, heeft zich de
organisatorische scholing van een kwart eeuw niet
verloochend; ook de bezettingstijd bleek hieraan
geen afbreuk te hebben kunnen doen.
Spontaan is deze vergadering geworden tot een
waardige demonstratie van eenheid volgens de be
proefde beginselen. Zij onderschreef het beleid van
het Hoofdbestuur sedert Mei 1940 en inzonderheid
sedert de bevrijding op alle punten, hetgeen tot
uiting kwam in de herverkiezing van de Hoofdbe
stuursleden, die zich hier beschikbaar hadden ge
steld. Zij hechtte aan de maatregelen, door het
Hoofdbestuur genomen, ondanks verschil van in
zicht op sommige punten, unaniem haar goedkeu
ring. Zij gaf uiting aan haar aanhankelijkheid aan
de organisatie en toonde begrip voor de problemen,
waarvoor de Bond en bedrijf zich zien geplaatst.
Zij sprak ook unaniem den ban uit over hen, van
wie vaststond dat zij door hun wangedrag tijdens
de bezetting hadden gehandeld in strijd met de
algemeene belangen en de waardigheid van het be
drijf en den goeden naam van den Bond. Niet
minder dan 24 leden werden uitgesloten.
Niet alleen heeft men het verleden gememoreerd
en het heden o'verzien. Het is een verdienste van
de leiding, dat zii een blik heeft durven werpen in
de toekomst met al haar onzekerheden.
De waarnemend Voorzitter, de heer Miedema,
bepleitte een aanpassing van de organisatorische
structuur aan de veranderde omstandigheden. Naar
zijn meening behoorde de Nederlandsche Bioscoop-
Bond hierbij ver te gaan en meer nog dan voorheen
begrip te toonen voor de sociale en cultureele belan
gen van de film, voor de nooden der Overheid en
het welzijn van het gemeenebest. Hij .bevestigde in
dit verband de aandacht op de verbondenheid van
het bedrijfsbelang aan een geestelijk goed, waarbij
iedereen geïnteresseerd is. Dit plaatst den Neder-
landschen Bioscoop-Bond in een buitengewoon
moeilijke positie en vraagt een bijzonder beleid,
een beleid, dat geschraagd wordt door het verant
woordelijkheidsbesef der bedrij f sgenooten.
Deze uitlatingen hebben zeer de aandacht van
de vergadering getrokken en niet minder was men
attent op hetgeen de nieuwe Voorzitter, de heer
Vermin, in zijn speech naar voren bracht:
„Wij leven in 1945", aldus de heer Vermin, „en
- r