10 soms eens een meerderheid of een minderheid was, dan liep de scheidingslijn zelden of nooit tusschen de eene volksgroep en de andere, doch dwars door alle richtingen heen. Personen boven 18 jaar gelden voor de Bio scoopwet als volwassenen. En zoo kom ik dan nu tot het tweede deel der filmkeuring: de bescherming van den staat en de samenleving. Voor dit deel van onze keuring gelden met name de normen, genoemd in artikel 16 der Bio scoopwet: Strijd met de openbare orde en de goede zeden. Over deze normen, waaromtrent bij velen ernstig wanbegrip aanwezig is, heb ik destijds in een algemeene vergadering dezer commissie een referaat gehouden, dat in druk is verschenen. Ik bezat van deze brochure een behoorlijk aantal exemplaren, waarvan ik onze nieuwe leden ieder gaarne een zou hebben ter hand gesteld, als ook deze boekjes niet op 3 Maart j.1. met mijn geheele bibliotheek in vlammen waren opgegaan. Thans wil ik mij slechts bepalen tot het meest heerschende misverstand, alsof strijd met de goede zeden hetzelfde zou zijn als onzedelijk, libidineus en alsof strijd met de openbare orde synoniem zou zijn met verstoring der orde. Beide opvattingen zijn apert onjuist. Ik zeg altijd: spreek de woorden „strijd met de goede zeden" eens langzaam en met aandacht uit, dan begrijpt ge de strekking stellig wel. Ik kan het best voor u die strekking trachten duidelijk te maken door te zeggen: in strijd met de goede zeden is datgene, dat onwelvoegelijk, onbe hoorlijk, onfatsoenlijk is. alles wat uitermate ruw, grof, barbaarsch, wreed, onmenschelijk geoordeeld moet worden. Het beperkt zich dus volstrekt niet tot de geslachtelijke zedelijkheid, maar het begrip is veel en veel ruimer. Alles wat strekken kan tot verstoring van orde en rust behoort gerekend te worden als strijdig met de openbare orde. Volgens onze wetgeving echter behooren hiertoe o.a. evenzeer iedere op ruiing en de daaraan verwante delicten, publieke beleediging van het openbaar gezag of van open bare lichamen en instellingen, van een groep der bevolking of een ten deele tot de bevolking behoo- rende groep van personen, van hooggeplaatste ambtenaren of in het algemeen belang werkzame personen of groepen van personen. Misschien is het nog het best zoo samen te vatten door te zeg gen, dat bij wettelijke voorschriften betreffende de openbare orde steeds te denken is aan alles, waar bij het algemeen belang rechtstreeks betrokken is. Zoo behooren m.i. het in gevaar brengen van de veiligheid van den staat en het volk of van be vriende mogendheden, het neerhalen van onze staatsinstellingen en, van degenen, die met de leiding er van belast zijn, het aansporen tot onge hoorzaamheid t.a.v. de wettelijke voorschriften, het den weg wijzen bij het overtreden of ontduiken van die voorschriften e.d. gerekend te worden t~' de dingen, die strijdig zijn met de openbare orde. Over dit onderwerp zou een uitvoerige verhan deling te houden zijn, doch ik wil kortsheidshalve slechts dit zeggen: vervang „openbare orde" door „algemeen belang" en dan zij't ge dicht bij de waarheid. Zij. die meenden, dat er in onze bont samen gestelde commissie een felle strijd gevoerd zou zijn over de vraag, wat op grond van beide normen voor verbod in aanmerking diende te komen, ver gisten zich ten zeerste en ik vertrouw, dat dit ook in de toekomst niet sterk zal veranderen. Over het algemeen zijn ordentelijke Nederlanders het tame lijk wel met elkaar eens over de vraag, of iets onbehoorlijk of gevaarlijk is. In zeker 99 der gevallen stemmen de meeningen hierover vrijwel overeen, al zijn nuances ten aanzien van den graad van onbehoorlijkheid of gevaarlijkheid natuurlijk steeds denkbaar. Voorop staat bij onze beslissingen, dat wij nooit iets mogen verbieden, omdat wij het er niet mee eens zijn, omdat wij het leelijk of onaangenaam vinden. Dan zouden wij echt censuur gaan be drijven en dat willen en mogen wij volstrekt niet. Bij ons is geen plaats voor het doordrijven van de eigen richting of de eigen hobby's. Slechts dat gene, wat volgens algemeen in Nederland gelden de opvattingen gevaarlijk is voor de moraliteit of voor de veiligheid en de orde in staat en samen leving, komt voor verbod in aanmerking. Dat was tot heden, gezien het betrekkelijk geringe aantal verboden films of filmgedeelten, niet zoo bijster veel. We hebben bij het constateeren van zulk een gevaar slechts rekening te houden met de vermoe delijke uitwerking van een film op een doorsnee- publiek van fatsoenlijke Nederlanders en moeten ons derhalve niet gaan afvragen, wat een dwaas of een laagstaand persoon er uit zou kunnen distil- leeren en evenmin, hoe een uitermate superieur mensch er op reageeren zou. Ik zei: de vermoede lijke uitwerking, want zekerheid daaromtrent heb ben wij bij de keuring natuurlijk niet altijd. Het publiek reageert soms heel anders dan wij wel gedacht zouden hebben. Ik zou u gevallen kunnen noemen, waarbij een filmbeeld of een opschrift, die wij als doodonschuldig zonder eenige onzeker heid doorlieten, in de bioscoop tot uitingen aan leiding gaven, die ons er toe brachten, om ze in overleg met de exploitanten alsnog subiet te elimi- neeren. 't Is mij wel gebeurd, dat ik in een theater een film zag loopen, die met mijn volle instemming voor alle leeftijden was toegelaten en die ik na het bijwonen der voorstelling gaarne boven 18 jaar zou geplaatst hebben. En ook werden mij later wel eens reclame-afbeeldingen voorgelegd, die met mijn medewerking verboden waren en waarvan ik mij bij nadere beschouwing moest afvragen: Waarom zouden we die plaat toch destijds ver-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 12