dit ogenblik een belangrijke strijd uitgevochten.
Belangrijk om verschillende redenen: nationaal,
internationaal, cultureel, economisch.
Wat is het geval? De Nederlandsche Bioscoop-
Bond heeft het aangedurfd, enige Amerikaanse
filmmaatschappijen de voet dwars te zetten. Niet
om wille van de bioscoop-exploitanten, maar om
wille van het Nederlandse bioscooppubliek.
We leven snel en daarom moet de laatste zin
toegelicht worden. Er is in de kringen van de
bioscoopexploitanten enorm veel veranderd. Zij
zijn wellicht onder de druk der bezetting in
versneld tempo -algemeen gaan inzien, dat de
film meer is dan een handelsobject, meer dan een
amusement; dat de film is een machtig middel tot
geestelijke opbouw, tot culturele verheffing. Als
gevolg van dit inzicht staat dan ook de hele Bio
scoop-Bond unaniem achter zijn hoofdbestuur.
De bioscoophouders en -eigenaars wensen zich
niet meer te laten spannen voor de wagen van het
Amerikaanse film-kapitaal, dat leven wil ten koste
van het culturele leven van het Nederlandse volk.
Daar komt het kort en bondig op neer. Zij willen,
als vertegenwoordigers van het Nederlandse pu
bliek, zelf bepalen wat er vertoond zal worden en
wat niet. Zij wensen geen dictatoyale contracten,
die deze vrije keuze onmogelijk maken. Zij willen
daarentegen juist een ruime keuze uit de gehele
wereldproductie, waar die ook vervaardigd wordt,
om zo het beste van het beste in de Nederlandse
bioscopen te brengen.
IHet mag verwonderlijk heten, dat het den ac
tieven directeur van de Bioscoop-Bond, den heer
Bosman, gelukt is in drie maanden zover over alle
moeilijkheden heen te komen, dat een geregelde
vertoning practisch gewaarborgd is. Bovendien
met winst: een ruimere keuze en een gemiddeld
hoger peil.
Het kleine Nederland heeft gevochten voor zijn
geestelijke vrijheid. Het zet die strijd door, ook
op het geestelijk terrein, waar de gevaren wellicht
groter zijn dan op het strategische. En de kleine
ontbering op filmgebied zal het Nederlandse pu
bliek gaarne lijden, wanneer het overtuigd is van
de diepere gronden van de strijd".
Qa-o-L- en EemtandeA
„Een conflict dat vruchten droeg"
Onder dit opschrift schrijft het blad op 6 Apri-
1946 onder meer:
„De Nederlandsche bioscoopexploitant stond
voor den oorlog onder de dictatuur der Ameri-
kaansche filmmaatschappijen. Dat hij bij monde
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond thans
met deze dictatuur wil breken, vormt de oorzaak
van de controverse, die nu reeds vele maanden
de belangstelling gaande houdt.
Deze strijd schijnt evenwel vrucht te dragen.
Vooreerst kan het Nederlandsche publiek thans
ruimer kennis maken met de productie van andere
landen. Was voor den oorlog niet minder dan
tachtig procent der hier te lande vertoonde films
van Amerikaansche origine, thans komen er films
uit Skandinavië, Rusland, Frankrijk, Engeland en
Zwitserland. Dat deze de vergelijking met vele
Amerikaansche producten glansrijk kunnen door
staan, blijkt wel uit films als „De Regenboog"
(Russisch), „De Roode Aarde" (Deensch) en uit
„De laatste Kans", een meesterlijke film uit de
Zwitsersche studio's, welke binnenkort in Neder
land zal worden vertoond. Films van deze kwa
liteit krijgen eerst thans een kans.
Van wellicht nog grooter belang is echter het
feit dat eindelijk het inzicht schijnt veld te win
nen, dat de film een cultureele taak te vervullen
heeft".
&e 9Jtotvit
In een uitvoerig hoofdartikel, dat op 6 April
met vier kolommen de geheele voorpagina voor
zich opeischte, schrijft dit weekblad, na in den
breede de oorzaken en het verloop van het „Ame-
rikaansch Conflict" uiteengezet te hebben:
„Dit is de stand van dezen kleinen filmoorlog, die
overigens niet zoo klein is als men zou kunnen
meenen, omdat in andere landen, waar het bio
scoopbedrijf intusschen niet zoo sterk is georgani
seerd als hier te lande, bijzonder veel belangstelling
bestaat voor dezen strijd. Men kan aannemen, dat
de moeilijkheden met den Nederlandschen Bio
scoop-Bond, door de Amerikaansche filmmaat
schappijen als een „test case" worden beschouwd
voor de exploitatie van films in geheel Europa en
dat er alles op gezet zal worden om het standpunt
van den Bond en daarmede de positie van den
Bond te breken. Het zal in dit gevecht zeker niet
aan felle momenten ontbreken, zooals die in de af-
geloopen maanden ook al zijn voorgekomen.
Eenigszins opzienbarend was bijvoorbeeld een brief
van Sam Harris in het Engelsche filmblad „The
Cinema", waarin deze filmmagnaat, zeggende voor
de Engelsche en de Amerikaansche film te spreken
(de Engelsche maatschappijen werken volledig
samen met den Bond!), den Nederlanders in ver
band met dit filmconflict ondankbaarheid verweet
jegens de bevrijders. Dit argument werd zeer te
onpas gebruikt, aangezien deze thans gevoerde
finantieele strijd nu net precies niets met dankbaar
heid of ondankbaarheid te maken heeft. De ge-
voelsoverwegingen in het zakenleven en toch zeker
ook wel in het Amerikaansche, staan nu in het al
gemeen niet zoo bijzonder op den voorgrond.
Bovendien zal men kunnen inzien, dat een van de
winsten van die bevrijding het terugwinnen van een
zekere onafhankelijkheid van het Nederlandsche