WAT ANDEREN ER VAN DENKEN
H
In de kringen van het Engelsche filmwezen
schijnt langzamerhand het gebruik gegroeid, om bij
het herdenken van data of jubilea in het bedrijf
vooraanstaande figuren uit de samenleving te be
trekken, die ofwel blijk hebben gegeven van hun
bijzondere belangstelling voor het filmwezen ofwel
daarmede in nauwere aanraking zijn gekomen. Zoo
is bijvoorbeeld het jaarlijksche diner van de film
industrie, waaraan gewoonlijk door verschillende
prominente persoonlijkheden wordt deelgenomen,
een gebeurtenis, welke met meer dan gewone be
langstelling tegemoet wordt gezien. En met reden,
want herhaaldelijk is gebleken, dat een nadere ken
nismaking met het filmwezen een juister inzicht
geeft in den ontwikkelingsgang van dit uiterst ge
compliceerde bedrijf, terwijl het voor het bedrijf
zelf van belang is kennis te nemen van werkelijk
opbouwende critiek.
Dit jaar was de belangstelling nog grooter dan
gewoonlijk in verband met de voorbereiding van
een nieuwe filmwetgeving die op het oogenblik
het onderwerp is van veel speculatie en beschou
wingen, vooral toen bekend werd, dat Sir Staf
ford Cripps, de Minister van Handel, onder wiens
Ministerie het Britsche filmwezen ressorteert, en
Dr. Askwith, de bisschop van Blackburn, mede
zouden aanzitten aan het diner, dat door den heer
Rank aan de leidende persoonlijkheden der film
industrie werd aangeboden. De Minister heeft de
verwachtingen niet teleurgesteld en zijn rede
men mag het veilig aannemen is een duidelijke
aanwijzing van de te volgen politiek van de Brit
sche regeering ten opzichte van het filmbedrijf.
,,Als beschermer van een tamelijk moeilijk en
vroegrijp kind, dat pas meerderjarig is geworden,"
zeide de Minister, ,,zou ik mij gaarne eenige op
merkingen veroorloven betreffende mijn hoop en
streven voor de toekomst van dit kind, de Britsche
filmindustrie.
Men spreekt vaak over de filmindustrie alsof het
hier een kwestie van machines en arbeiders betrof,
zooals in andere industrieën. Ik geef er de voorkeur
aan haar eveneens te beschouwen als een kunst en
als een van de belangrijkste uitingen van de
cultuur.
Er zijn twee aspecten van de filmproductie, welke
men beide evenzeer in aanmerking moet nemen.
Daar is in de eerste plaats de invloed, dien de
Britsche film uitoefent op de bevolking van het
eigen land. Films kunnen niet iedere week gezien
worden, zonder aanzienlijken invloed uit te oefe
nen op de levensopvattingen in het algemeen. Dit
is in het bijzonder van toepassing op degenen, die
door omstandigheden gedwongen zijn in een zeer
begrensde sfeer te leven zonder gelegenheid om te
reizen of in aanraking te komen met menschen uit
ruimeren kring.
Hierdoor wordt de film een zeer machtige factor
in hun leven, die hen verduidelijkt wat naar zij
meenen de gewoonten, verlangens, hartstochten
zijn van die andere menschen, die zij nooit per
soonlijk zullen ontmoeten.
Ten tweede is daar de invloed van de film op
internationaal gebied. Hier wordt zij de vertolkster
van onze eigen cultuur en traditie aan bevolkingen
van andere landen, juist zooals de buitenlandsche
film. welke hier wordt ingevoerd, aan zoo velen
hun, vaak wat eigenaardige, opvatting geeft van
het leven en de cultuur in den vreemde.
Dit moet de dubbele achtergrond zijn, waartegen
wij de problemen van de Britsche filmindustrie
beschouwen.
Een waarschuwend woord is hier evenwel op
zijn plaats. De primaire functie van de film is te
onderhouden, en niet te onderwijzen. Geen propa
ganda willen we in onze films hebben, maar een
natuurlijke vertolking van hetgeen goed en belang
wekkend, onderhoudend en tragisch is in ons cul
tureel en historisch erfgoed. Van internationaal
standpunt uit bezien is de Britsche film niet slechts
een van onze bijdragen aan de internationale cul
tuur, maar wordt bovendien onvermijdelijk geac
cepteerd als een interpretatie van ons karakter als
volk.
Wij, in dit land, hebben ons, uitgezonderd om
veiligheidsredenen in tijden van oorlog, nooit ver
laten op ook maar eenige soort van door den staat
gecontroleerde censuur. Wij zijn terecht tevreden
met de censuur der openbare meening en over het
algemeen is deze censuur gezond en verstandig,
hoewel somtijds tamelijk langzaam in haar reacties.
Het is een opmerkelijk iets, dat wij bijna allen
lijden aan een vreemd soort van meerderwaardig-
heidscomplex. Wij zijn allen geneigd te denken,
dat het publiek een lageren standaard heeft, dan
we zelf bezitten. Ik heb dit bijvoorbeeld opgemerkt
op het gebied van bedrijfsplanning, en ik meen, dat
men het somtijds ook kan opmerken op het gebied
der filmproductie. Wij accepteeren lagere normen,
omdat wij denken, dat andere menschen er tevreden
mee zijn. Ik heb deze opvatting nooit geaccepteerd
en alles wat ik gezien en gehoord heb, overtuigt
mij, dat, indien men den menschen goede dingen
geeft, zij ze waardeeren."
Na het Britsche filmbedrijf gecomplimenteerd te
hebenen met hetgeen bereikt werd en van de sym
pathie der Regeering getuigd te hebben, gaf Sir