W,e>ie£dfoi,onLeé
12
van 20 van alle vermakelijkheden, doch de
minister wenst nu onderscheid te gaan maken tus
sen voorstellingen van cultureel en sociaal belang
en andere voorstellingen: operettes, revues en
variétévoorstellingen, kermissen, circussen en
films en „sportevenementen, welke een overwe
gend sensationeel karakter dragen en waarbij de
geldelijke uitkomsten (in de vorm van wedden
schappen, beloningen voor de deelnemers enz.)
hoofdzaak zijn".
Op dit gebied komt men natuurlijk voor de,
grootste moeilijkheden te staan en als men niet
heel erg oppast, zullen de onbillijkheden bij dit
onderscheid legio worden. Waarom moet bijvoor
beeld, om bij de sport te blijven, het wielrennen
met 50 worden belast en het voetballen met 20?
Wij weten niet in hoeverre de geldelijke uitkom
sten bij de wielersport wel en bij het voetbal geen
hoofdzaak zijn, doch wel mogen wij vaststellen
dat er over de hele linie onnoemelijk veel meer
geld wordt uitgegeven voor het bijwonen van
voetbalwedstrijden dan voor het bezoek aan wie
lerwedstrijden en ook zal het ons vergund zijn
te zeggen onze bijzondere genegenheid juist
voor het voetbal als sport kan er ons niet van
weerhouden dat bij drie-kwart of zeven-achtste
van de voetbalbezoekers evenzeer het verlangen
naar „sensatie" aanwezig is als bij mensen, die
naar wielrennen gaan kijken. Wat dit betreft
staan de voetballiefhebbers waarlijk veel dichter
bij de wielerenthousiasten dan bij het athletiek-,
of hockeypubliek.
Van verschillende kanten is voorts reeds
terecht bezwaar gemaakt tegen het over één
kam scheren van alle films, die zonder uitzonde
ring met 45 zouden worden belast. Minister
Gielen heeft nu eergisteren in de Tweede Kamer,
naar aanleiding van opmerkingen te dezer zake,
te kennen gegeven, dat hij een vermindering van
het tarief voor „bij uitstek culturele films" zal zien
te bewerkstelligen, maar wij herhalen de vragen,
in ons Kameroverzicht gesteld, hoe zon toezeg
ging moet worden uitgevoerd en wie over de cul
turele waarde zal oordelen. Onbillijk zou het ook
zijn, als de ene vertoning van een goede operette
(laat ons zeggen de Fledermaus) voor 20 werd
genoteerd en de andere voor 50 Toch zou dit
gemakkelijk kunnen gebeuren, want de Neder
landse Opera die ook wel dit soort operettes
geeft valt niet onder de tariefsverhoging, maar
een operettegezelschap wel. Het zij toegegeven,
dat het niveau van deze vertoningen wellicht zou
blijken te verschillen, maar een rechtvaardiging
voor die 30 verschil zou dat, geloven wij, toch
zeker niet zijn.
Het is begrijpelijk, dat een regering in financiële
nood haar belangstelling richt op objecten van
vermaak, waarvan er vele nog altijd handen vol
geld in het laatje brengen. Wij willen ons dan ook
geenszins in principe tegen de ministeriële aan
schrijving kanten. L)e zaak zit echter vol voet
angels en klemmen en het zal daarom nodig zijn,
dat zij nog eens terdege onder ogen wordt ge
zien. Misschien ware dan tevens te overwegen,
de datum van ingang der verhoging enigermate
te verschuiven. Hij komt thans, midden in h'ci
seizoen, wel enigszins ongelukkig uit."
„Wetgever begeeft zich op uiterst
gevaarlijk terrein"
„Er schuilt in deze plannen veel onrechtvaar-
digs", meent dit weekblad, en vervolgt:
„Dat een vierderangs-toneelstuk cultureel hoger
wordt aangeslagen dan een uitmuntende fiim is
dwaas. Dat een goede operette minder culturele
waarde zou hebben dan een voetbalwedstrijd wil
er bij ons zeker geen vijand van sport niet
in. Dat een slecht cabaret hoger getaxeerd moet
worden (figuurlijk) dan een goed variété, is on
juist.
Dat men hier gaat werken met culturele
factoren lijkt ons funest. Staan de honderdduizen
den, die sportwedstrijden bezoeken (let wel: alleen
met de mond aan sport doen) cultureel hoger dan
de bioscoopbezoekers? Bokswedstrijden zijn niet
cultureel, laag-bij-de-grondse kluchten wél.
Wij geloven, dat de wetgever zich hier op een
uiterst gevaarlijk terrein begeeft, door het invoe
ren van een „Kultur"-element (het spijt ons, maar
het Duitse woord, hevig door ons gehoond, doet
weer opgeld). Er zit in deze differentiatie veel
onredeiijks. Dat alle getrolienen-in-spe zich door
acties en protesten verweren is begrijpelijk. Ieder
een verzet zich meestal principieel tegen belasting
verhoging. In dit geval kunnen zij er zich echter
op beroepen, dat dit spel niet eerlijk gespeeld
wordt. Wil de regering coüte que coüte de z.g.
kleinkunst, de film en de sport zwaarder belasten,
dan dient dit op redelijker basis te geschieden,
zonder willekeurige waardering op „kunst-kwali
teiten". Dat men de film nog steeds niet op hoger
niveau wenst te zien, is teleurstellend. Het is te
hopen, dat de gemeenten, die deze belastingver
hoging nolens volens zullen moeten verwerken een
zuiverder besef van deze inderdaad ingewik
kelde materie zullen tonen dan de regering.
Wanneer er uit het Nederlandse volk geld geperst
moet worden, mag men toch op z'n minst eisen,
dat dit met redelijk beleid geschiedt."