Ytynieeyó &ag,6£ad 14 vendien uitdrukking vindt in een belastingheffing, dan is het biscoopbedrijf daarmede op een hellend vlak geplaatst, want dan zal het slechts dienstig zijn als appellante aan lagere instincten. En een dergelijk appèl vindt bij velen grif gehoor. Er is in het verleden veel onvriendelijks gezegd over de film en zeker niet ten onrechte. De film heeft 's mensens critische zin verlaagd. Over dit stadium zijn wij heen; er is een kentering geko men. De film is een factor van gewicht geworden in het culturele leven van onze dagen. Zij kan niet worden gemist, mits men haar in deze functie tot haar recht wil laten komen. „Verhoging van Je belasting zal verlaging van Let cnïtnrele peil ten gevolge hebben" En hier zijn wij op het kritieke punt aangeland. Want een ontwikkeling, welke vruchten ging af werpen, dreigt te worden gestuit. De politiek, om het nu maar van de bioscooprecettes te halen, zal leiden tot een verlaging van het filmpeil. Een bio scoop is nu eenmaal geen filanthropische aangele genheid het is een zaak, zoals iedere andert zaak met veel vast personeel, met vele vaste lasten enz. Op deze lasten kan niet worden gekort. Men kan op de prestatie van het personeel afdingen (ten onrechte heeft men uit ons artikel van Zater dag die indruk gekregen en wij haasten ons dit misverstand uit de weg te ruimen), ook het bio scooppersoneel doet zijn plicht en heeft derhalve recht op beloning. Al deze lasten blijven gelijk en daarom moet de „winst" gevonden worden in het peil van de films. De klant zal koning worden en hij zal in de film geen verheffing meer zoeken. Het is een uiterst gevaarlijke ontwikkeling, welke op deze wijze wordt ingeleid en het lijkt ons nodig, tegen deze tendenz te waarschuwen, want zij zal het peil van ons gehele cultureel beleven omlaag drukken. Tenslotte nog deze opmerking: Den Haag schrijft deze belastingverhoging dwingend voor en doet daarmede een aanval op de gemeentelijke bewegingsvrijheid. Inderdaad schijnt, zo de gemeenten weigerach tig zijn, deze verhoging toe te passen, een Rijks belasting in het verschiet te liggen. En dat is iets, waarvoor de gemeentebesturen zeer gevoelig zul len zijn. De conclusie is deze: Den Haag spant het paard achter de wagen. Of, om een ander spreekwoord te bezigen: Men slacht de kip met de gouden eieren. Die gouden eieren? Dat zijn de uitingen van ons culturele leven." „Vermakelijkheidsbelasting een slag in de lucht" Het Nijmeegs Dagblad verondersteld, dat de ministeriële St. Nicolaassurprise door de gemeen tebesturen met wel zeer gemengde gevoelens zal zijn ontvangen. Het blad schrijft o.m.: „Niemand zal willen ontkennen, dat het drin gend noodzakelijk is, dat op korte termijn even wicht in de gemeentelijke begrotingen wordt ge bracht en dat de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten een radicale herziening be hoeft. Maar als in zovele opzichten, moet men ook hier weer constateren, dat in het regeringsbeleid terzake de grote lijn ontbreekt, dat er te veel wordt getheoretiseerd en te weinig practisch in zicht aan de dag gelegd wordt. In de eerste plaats is de verhoging van de ver- makelijkheidsbelasting een volkomen slag in de lucht. De amusementsbedrijven hebben ongetwij feld een periode van voorspoed gekend, maar zij 2ijn nu in hoge mate op retour. Dezer dagen nog werd medegedeeld, dat het bioscoopbezoek te Amsterdam met niet minder dan 25 is vermin derd, vergeleken met een overeenkomstige periode van 't vorig jaar. De exploitatiekosten van de amusementsbedrijven hebben reeds een zodanige hoogte bereikt, dat het aan geen twijfel onder hevig is, of zij zullen binnen afzienbare tijd in een toestand van noodlijdendheid komen te verkeren. De verhoging van de vermakelijkheidsbelasting zal voor vele van deze bedrijven betekenen, dat zij niet meer in staat zullen zijn een rendabele exploi tatie te voeren, zodat velen noodgedwongen tot sluiting zullen moeten overgaan. Het Directoraat-Generaal van de Prijzen schijnt zich op het standpunt te stellen, dat het niet toe laatbaar moet worden geacht, dat de verhoogde belasting op de entree- of consumptieprijzen wordt verhaald. Het zou aan de zaak overigens weinig afdoen, of dat wèl geoorloofd zou zijn. Immers, bij verhoogde prijzen moet men rekening houden met een sterk verminderd bezoek of omzet, zodat het voor de betrokken ondernemers weinig ver schil zal uitmaken of dit al dan niet gebeurt. Zij zijn het kind van de rekening, hoe men de zaak ook wendt of keert. Maar ook wordt daardoor duidelijk, dat de veronderstelde belangrijke bate, die uit de verhoogde vermakelijkheidsbelasting in de overheidskas zou moeten vloeien, een fictie is. Het tegenovergestelde zou eerder het geval wezen."

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 16