22
moet als Overheidstaak worden beschouwd. Maar
de Overheid zal bij dit alles niet vruchtbaar en
ook niet op de juiste wijze werkzaam kunnen zijn,
wanneer geen voortdurende samenwerking wordt
tot stand gebracht tussen haar, de kunstenaars en
alle groepen, die op enige wijze aan de kunstpro
ductie, kunstreproductie en kunstverbreiding deel
hebben. Dat is vanzelfsprekend.
Nog een enkel woord over die Voorlopige Raad
voor de Kunst. Men zou vermoeden, dat de Mi
nister bij de uitwerking van zijn denkbeelden uit
voerig te rade zou zijn gegaan bij het lichaam,
waarbinnen de plannen reeds in de bezettingstijd
werden ontworpen. Maar dan vergist men zich,
helaas. Hij, die zou menen, dat in den brede over
leg zou zijn gepleegd met de groepen, die er nauw
bij betrokken zouden worden, de kunstenaars in de
eerste plaats, vergist zich ook. Niets van dit alles
vond plaats. Men stelle zich eens voor, dat het
voorbereiden van zulk een ingrijpende maatregel
op enig ander gebied van het maatschappelijk
leven zou gebeuren zonder overleg met de direct
belanghebbenden!
Mijnheer de Voorzitter! Ik zou ook willen vra
gen: Wat betekent eigenlijk dat „voorlopige"?
Betekent het, dat wij kunnen verwachten, dat zo
snel mogelijk een wettelijk geregelde Raad voor
de Kunst zal worden ingesteld, of betekent het,
dat deze benaming alleen maar gekozen is om de
zaak bij Koninklijk besluit zonder invloed van het
Parlement en zonder de medewerking van de
belanghebbende groepen der bevolking te kunnen
aidoen? Deze Voorlopige Raad voor de Kunst zal
ook bij de beste bedoelingen van de Minister en
de leden van de Raad niets anders dan een cari-
catuur van een werkelijke Raad voor de Kunst
kunnen zijn, zoals die in het plan was uitgewerkt.
De taak van deze Voorlopige Raad voor de Kunst
zal uitsluitend adviserend zijn, staat in de Me
morie van Antwoord. In de Memorie van Ant
woord gaat de Minister nog een stapje verder en
zegt hij: die adviezen blijven binnenskamers, zij
zijn „uitsluitend voor hem en niet voor anderen
bedoeld".
Mijnheer de Voorzitter! Zal dan deze Raad de
kapstok zijn, waaraan de departementale moeilijk
heden op het gebied van de kunst zullen worden
opgehangen? Hoe moet deze Raad zonder hono
rering werken? Zijn werkterrein moet als het ware
nog ontgonnen worden. Wat is dan in dat ver
band een bedrag van 35.000, dat voor de Raad
is uitgetrokken, waard? Toont dit niet reeds aan,
dat de Minister zelf toch ook weifelend staat
tegenover de mogelijkheid van die Raad.
Mijnheer de Voorzitter! Nu iets over de bezui
niging. Waarop wordt bezuinigd? Het Directo
raat-Generaal met zijn Raadadviseurs werd opge
heven om te bezuinigen heette het, maar daarnaast
zien wij een nieuw apparaat opgebouwd, waarbij
wij dan moeten vaststellen, als wij de verhou-
dmgscijfers gaan bekijken, dat op alle terreinen
van de kunst (toneel, muziek, film, beeldende
kunst, literatuur, enz.) wordt bezuinigd, maar dat
het nieuwe apparaat voor het algemeen beheer
en de personeelsbezetting een grote toename in
de daarvoor uitgetrokken bedragen aangeeft. Ik
betreur dit zeer, want ik vrees, dat op deze wijze
van de organisatie van het kunstleven in Neder
land niet veel terecht zal kunnen komen.
De heer Wiüems (P.v.d.A.): Mijnheer de
Voorzitterl De tijden zijn veranderd, met alleen
in ait opzicht, aat ons steaensenoon en onze kunst-
senatten aeei heboen aan ae verwerving van de
zo gaarne geziene üeviezen, maar ook omdat door
de totaal gewijzigue levensverhoudingen en ae
totaal gewijzigde verhoudingen op het gehied van
de inkomens en de belastingwetgeving de Uver-
heid, die een deel van het particuliere vermogen
en de inkomens weghevelt om dit aan te wenuen
ten bate van de gemeenschap, alleen reeds daar
door een veel grotere verantwoordelijkheid krijgt
ook ten opzichte van de kunst en de kunstenaars.
De btaat noch de Overheid ik kan het met de
Minister eens zijn kan kunst scheppen, maar
wel is het noodzakelijk, dat er een hechte samen
werking en een goeae verhouding bestaat tussen
de Overheid en het georganiseerde particulier
initiatie!. Hoe staat het met deze samenwerking?
Kan de Minister mededelen hoe b.v. de verhou
ding is tussen zijn Departement en de Nederland
se r/ederatie van Beroepsverenigingen voor Kun
stenaars, de toneelgezelschappen en de Neder
landse Bioscoopbond?
Nog iets over de film en de vermakelijkheids-
belasting, hetgeen ook reeds door de geachte af
gevaardigde de heer Bachg naar voren is ge
bracht.
Ik wil het hier, begrijpelijk, niet hebben over
de hoogte van deze belasting. Met genoegen heb
ik gezien, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen zijn invloed heeft aangewend
om voor instellingen van serieuze kunst en voor
vermakelijkheden, welke een cultureel of opvoed
kundig karakter dragen, het oude percentage te
handhaven. Merkwaardig is evenwel, zelfs meer
dan merkwaardig, dat in de respectabele lijst, die
van concerten over tentoonstellingen naar athle-
tiek loopt en die zowel ballet als voetbal bevat,
de film niet wordt genoemd, waardoor het min
stens de schijn moet wekken, alsof de Overheid
nog steeds niet tot erkenning is kunnen komen, dat
er ook films zijn, die een cultureel en opvoedkun
dig karakter dragen, en er zelf aan medewerkt de
film geheel op het vlak van het loutere amusement
te brengen. Daartegen heb ik ernstig bezwaar en
gaarne vertrouw ik, dat de Minister zal willen