25
rakende zaken te publiceren. Dat wil niet zeggen,
dat in bepaalde gevallen, wanneer besprekingen
in de Kamer daartoe aanleiding zouden mogen
geven en daartoe een desbetreffend verzoek zou
worden gedaan, ik niet in overweging zou nemen
of ik een dergelijk advies niet aan de Kamer ter
inzage zou kunnen verstrekken. Maar ik meen
toch, dat, in het algemeen gesproken, het juiste
standpunt is, dat adviezen omtrent dergelijke de-
licatie zaken niet worden gepubliceerd.
Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaar
digden de heer Bachg zowel als de heer Willems
hebben gesproken over de film en in verband
daarmede over de vermakelijkheidsbelasting. Een"
geste ten gunste van de film is door de geachte
afgevaardigde de heer Willems dankbaar geme
moreerd. Ik kan hieraan nog toevoegen, dat ik
ook mijn bemiddeling heb verleend om ten aan*
zien van de films met een uitgesproken cultureel
karakter de vermakelijkheidisbelasting terug te
brengen tot een percentage» waarop zij geen hin
derpaal zal zijn.
'De heer Willems (P.v.d.A.): Dat staat niet in
de circulaire, Excellentie.
De heer Gielen, Minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen: Neen, Mijnheer de Voor
zitter! Het is pas gebeurd, nadat de circulaire was
verzonden.
Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaar
digde de heer Willems heeft ook gevraagd: Hoe
is nu eigenlijk de verhouding van het Departement
tot de verschillende bonden op cultureel gebied?
Hij noemde de Bioscoopbond, de coördinerende
bond van het toneel, de federatie. Mijnheer de
Voorzitter! Tussen deze organisaties en mijn De
partement bestaat een geregeld contact. Het is een
contact van persoon tot persoon, maar wanneer
eenmaal de Raad voor de Kunst is gesticht, waar
in de vertegenwoordigers van al deze kunsttexrei-
nen aanwezig zullen zijn, dan zal ook ik langs die
weg regelmatig contact met deze organisaties kun
nen onderhouden.
Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaar
digde mevrouw Fortanierde Wit heeft gevraagd
naar de taak van de ambtenaren op de afdeling
Kunsten. Deze ambtenaren hebben inderdaad een
volledige dagtaak en het is zó, dat veilen van hen
overwerk verrichten. Men moet namelijk weten,
dat juist, omdat er op dit terrein niet veel is ge
ordend, het aantal persoonlijke contacten veelvul-
diger is dan wanneer er een regeling op dit ter
rein zou bestaan. Voor zover er regelingen be
staan, zijn ook vaak contacten nodig, opdat deze
juist zouden worden toegepast. Bovendien zijn er
een aantal regelingen in voorbereiding, die een
diepgaande studie vergen. Ik noem b.v. het vrij
wel gereed zijnde ontwerp tot bescherming van
het beroep en de titel van architect. Ik noem
dit is nog in beginstadium de regeling van
wettelijke bescherming van beroep en titel van de
muziekpaedagoog en zo zijn er meer. Deze dingen
vragen veel werk en veel overleg. Naar het mij
voorkomt, is dus deze afdeling niet overvloedig
bezet. Ik zou met een zwakkere bezetting het werk
inderdaad niet aan kunnen.
De geachte afgevaardigde heeft ook gevraagd
waarom er nu adjunct-'secretarissen zijn. In de
eerste plaats moet ik zeggen, dat niet in het meer
voud wordt begonnen. Wij beginnen zuinigheids-
halve met een secretaris en waarschijnlijk een
adjunct-secretaris. Dit zal afhangen van de ont
wikkeling der werkzaamheden. Het is echter mo
gelijk, dat deze ontwikkeling meer adjunct-secre
tarissen noodzakelijk maakt, en vandaar dat in de
toelichting hierover is gesproken.
De heer Willems (P.v.d.A.): Mijnheer de Voor
zitter! Ik kan best begrijpen, dat de Minister, die
drie dagen lang een begrotingsbehandeling heeft
moeten ondergaan, niet direct op alle vragen ant
woordt en ook wel een enkele vraag vergeet,
maar er zijn toch enkele vragen, die mij zeer ter
harte gaan en waarop ik graag enig antwoord zou
willen hebben.
In de eerste plaats is dat de vraag: is de Mi
nister ook niet van mening, dat het percentage van
de begroting, dat voor Kunsten is uitgetrokken,
veel te gering is? Nu weet ik wel: een percentage
is iets relatiefs; in zeker opzicht is het heel moei
lijk te beoordelen en zegt het misschien ook wei
nig. Ik wilde echter graag van deze bewindsman
de toezegging hebben, dat hij met man en macht
bij de Regering zal willen strijden voor de kunst
in het bijzonder en voor de cultuur in het alge
meen.
De geachte bewindsman heeft vervolgens wel
gezegd, dat er een geregeld contact is tussen zijn
Departement en het georganiseerde particuliere
initiatief. Ik zou het als een zeer diplomatiek ant
woord mogen beschouwen, maar zo heb ik eigen
lijk mijn vraag niet bedoeld. Ik heb met name ge
vraagd: hoe is de verhouding, dus niet alleen is
er een samenwerking, maar is er een goede ver
houding. Ik heb het gevraagd de Minister
heeft het misschien wel begrepen omdat ik hier
en daar tot mijn ongenoegen heb horen verluiden,
dat deze verhouding ik wil niet zeggen: met de.
Minister persoonlijk, maar, zoals ik ook reeds zei,
met het Departement niet in alle opzichten
goed is. Dat betreur ik zeer, omdat de zaak daar
door geschaad wordt Ik kan uiteraard van hier
uit niet beoordelen wat de oorzaken hiervan zijn.
maar, wanneer de Minister zijn aandacht er aan
zou willen wiiden. zou ik dat zeer op oriis stellen.
Wat de film betreft, ben ik uitermate dankbaar,
dat de Minister een toevoeging aan de circulaire