26 Rups voor haar gedaanteverwisseling lol vlinder. Uit de jilm^ „METAMORPHOSE" van H. van der Horst van de Minister van Binnenlandse Zaken reeds heett bewerkstelligd» Mevrouw van den MuijzenbergWillemse (C.P.N.): Mijnheer de VoorzitterI Nu de quaestie van het advies, dat zal moeten worden uitgebracht door de voorlopige Raad en dat uitsluitend aan de Minister zal worden uitgebracht. Dat advies, heeft de Minister gezegd, zal toch vaak een per soonlijk karakter dragen; het zal over een be paald toneelgezelschap worden uitgebracht en dan zijn er zoveel gevoeligheden, enz., dat kan niet in het openbaar komen, zegt de Minister. Maar, Mijnheer de Voorzitter, als ik het hele ter rein van kunst en cultuur overzie, dat zo groot is, dan is het toch zeker de bedoeling, dat allen, die daarvoor belangstelling hebben en dienaangaande krachtens hun beroep nuttige adviezen kunnen geven, ook in aanmerking moeten komen om te kunnen adviseren. Nu heeft de Minister gezegd, dat de beroepsorganisaties en in het algemeen de kunstenaarsorganisaties er nog niet in gekend zijn, omdat er zoveel schakeringen zijn, terwijl zij onderling ook nog niet een eensluidend standpunt hebben. Maar, Mijnheer de Voorzitter, dat be hoeft niet uit te sluiten, dat het voor de Minister belangrijk is kennis te nemen van wat er zo al leeft in de organisaties en daarmee nauw contact heb ben, zodat de Voorlopige Raad voor de Kunst niet een ambtelijk apparaat is van het Departement, dat los staat van het werkelijke leven van de kun stenaars; men zal moeten krijgen een werkelijk nauwe samenwerking met de direct belangstel lenden en belanghebbenden* Op die manier kan er inderdaad iets van terechtkomen. Om enkele terreinen te noemen, die voor de gehele kunste naarswereld niet alleen, maar ook voor het gehele Nederlandse volk van belang zijn: de verzorging en verhoging van de schoonheid van ons land, de quaestie van de wederopbouw, architectonisch gezien, de uitbreidingsplannen van de steden. Dat moet niet worden een ambtelijke quaestie van het Departement, waarbij alles binnen de muren moet bujven. Hierbij moet kunnen blijken wat het m- üicnt is van üe arcnuecten, ais het betreit de uit- Dieiüing van de steüen, ot van andere deskundi gen, ais het betren uitbreiding van bossen 01 plantsoenen e.a. Uat zijn geen quaesties, die op uet uepartement in de ambtelijke sieer gehouden moeten worden; de kunstenaars en de betreffende organisaties moeten daarin mede betrokken wor- den. Vandaar, dat ik meen, dat hierbij alle ge- ueimaoenerij oi het binnenskamers houden aiieen maar gevaarlijk kan zijn. ik noem verder bijv. nog ae invloed op het onderwijs in de kunst op de scholen; kortom, hier ligt een heel groot terrein, waarbij de verschillende organisaties moeten wor den ingeschakeld, ik denk ook aan het voortref felijke dat de Vaevo al lang doet bij het middel baar onderwijs, waarvoor ik zeer dankbaar ben. Er is op allerlei gebied nog veel te doen; ik wijs nog op het museumbezoek, het contact met de kunstkringen, enz.; dit alles moet gedaan worden in nauwe samenwerking met degenen, die er bij betrokken zijn. De adviezen moeten ook worden voorgelegd aan hen, die er mee te maken hebben om zo tot een vruchtbare discussie te komen. Dan komt er een levendig contact en dan bereiken wij pas, dat de culturele opbouw een kans krijgt; an ders wordt het een ambtelijke zaak, waarvan wij niets goeds verwachten kunnen. Mevrouw Fortanierde Wit (P.v.d.V.): Mijn heer de Voorzitter! Met belangstelling heb ik de uiteenzetting van de Minister gehoord ten aanzien van de afdeling Kunsten. Wanneer ik echter zie, dat onderaan blz. 48 van de Memorie van Ant woord staat te lezen, dat op de afdeling Kunsten op het ogenblik werkzaam zijn: een chef van de afdeling, twee referendarissen, zes hoofdcommie zen en 15 ambtenaren en dan nog twee ambtena ren, in Amsterdam gestationneerd, in totaal 22 ambtenaren, dan is mijn fantasie toch niet groot genoeg om mij te kunnen verbeelden wat deze mensen de gehele dag doen. De Minister zegt, dat zij studie maken van de bescherming van de titel van architect en van de bescherming van het be roep van musicus, maar dat antwoord heeft toch niet veel inzicht gegeven. De Minister heeft niet beantwoord mijn vraag, of het totaal onmogelijk is, dat deze 22 ambtenaren het werk zouden ver zetten, dat nodig is voor de Algemene Raad Kunst. Zoals ik het hier zie en met de zeer sum miere inlichtingen, die de Minister heeft gegeven, lijkt mij dat toch niet onmogelijk; het komt mij althans zeer noodzakelijk voor, dat men het op deze wijze regelt De heer Gielen, Minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben de heer Willems dankbaar, dat hij zijn vraag betreffende het contact, zoals ik het althans noemde, tussen mijn Departement en verschillende

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 28