BEZWAREN DER GEMEENTEN VERMAKEL1JKHEIDS BELASTING Het heeft ons geenszins verwon/derd, dat van de zijde der gemeenten ernstige bezwaren zijn ge rezen tegen de door de Minister op dwingende wijze voorgeschreven verhoging der vermakelijk- heidsbelasting. Deze bezwaren zijn zowel van staatsrechte lijke als van technische aard. Van staatsrechte lijke aard, daar vele gemeenten het dwingend karakter van de ministeriële circulaire een inbreuk achten op hun in Grondwet en Gemeentewet vast gelegd zelfbeschikkingsrecht. Van technische aard, omdat zij enerzijds bevreesd zijn, dat een zo drastische verhoging in feite niet zal leiden tot een vermeerdering sommigen, o.m. de ge meente Valkenburg- Houthem, rekenen zelfs op een aanzienlijke daling der belastingopbreng sten en zij anderzijds hui verig zijn de ministeriële classificatie der kunsten toe te passen, wetende, dat deze geheel in strijd is met de algemeen aan vaarde opvatting van theoretici en van het over grote deel van het Nederlandse volk. Adres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Vandaar, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een adres heeft gericht aan een aan tal Kamerleden met betrekking tot het bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp Nood- voorziening Gemeentefinanciën, waaraan wij het volgende ontlenen: „Ten slotte menen wij in dit verband een enkel woord te moeten wijden aan de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 19 No vember 1947, No. U. 59283, afd. B.B., Bur. Fi nanciën, in zake de vermakelijkhedenbelasting. Hoewel de gemeenten het zeer op prijs stellen, dat de heffing van belasting op vermakelijkheden uitsluitend gemeentelijk belastinggebied is geble ven, moeten zij zich toch afvragen, of het nuttig effect van de verhoging van deze belasting voor haar wel zo groot zal zijn, wanneer deze het geen overigens om redenen van sociale en admi nistratieve aard niet mogelijk is ingaande 1 Januari 1948 wordt doorgevoerd. Het klein ge meentelijk belastinggebied toch is in de eerste plaats aangewezen om nieuwe gemeentelijke intia- tieven financieel mogelijk te maken. Wanneer invoering c.q. verhoging der belasting 1 Januari a.s. moet ingaan en het bovendien zoals in het slot van bovengenoemde circulaire wordt medege- deeld, niet onmogelijk is, dat de opbrengst in het geding wordt gebracht bij toepassing van art. 5 van het ontwerp, kan dit uitsluitend ten gevolge hebben, dat de bijzondere uitkeringen aan de ge meenten worden verlaagd en de meerdere op brengst der belasting aldus alleen ten bate van het Rijk komt. Wanneer dan in aanmerking genomen worden de moeilijkheden, welke door de uitvoering van de circulaire op de gemeenten worden gelegd in dit verband moge slechts gewezen worden op de wijze waarop door de pers op de circulaire is ge reageerd, uit welke reacties blijkt, dat bijkans iedere groep van belanghebbenden van mening is, dat de vermakelijkheden, welke door haar worden georganiseerd, in geen ge val door de verhoging mogen worden getroffen dan zal het geen ver bazing behoeven te ver wekken, dat de meerge noemde circulaire op de gemeentebesturen een minder aangename indruk heeft gemaakt. Vooropstellende, dat de gemeenten geen be zwaar hebben om de overtollige koopkracht, voor zover die uit het bezoeken van vermakelijkheden blijkt, weg te nemen, achten wij het toch van groot belang, dat het nuttig effect van de zwaardere belasting geheel aan de gemeenten wordt gelaten. Dit geschiedt thans practisch niet, zoals ook blijkt uit de circulaire van de Minister van Binnenland se Zaken van 2 December 1947, No. U. 59776. Daarin wordt ten aanzien van de vermakelijkhe denbelasting gezegd: ,,Wat de vermakelijkheden belasting betreft, verwijs ik naar mijn circulaire van 19 November jl., No. U. 59283, Afd. B.B., Bur. Fin. Bij de bepaling van de bijzondere uitke ring zal worden aangenomen dat de tarieven tot de in die circulaire aangegeven hoogte zullen wor den opgevoerd." Burgemeester Oud gispt het regeringsbeleid De burgemeester van Rotterdam, Mr. P. J. Oud, tevens voorzitter van de commissie die het voor ontwerp Noodvoorziening Gemeentefinanciën aan de Regering aanbood, heeft in de vergadering van de Rotterdamse gemeenteraad bij de behandeling van de begroting voor 1948 op Maandag, 15 December, gesproken over de arbeid van de com missie, die zijn naam draagt en daarbij scherpe verwijten gericht aan de Regering. In de bezettingstijd is het gemeentelijke belas tinggebied geheel door het Rijk afgegraasd en het had de waardering van de burgemeester, dat de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 6