dam, hetwelk onder zijn burgers der Gouden
Eeuw namen kan noemen als Vondel, Spinoza en
Rembrandt, zijn plicht en verantwoordelijkheid
begrijpen. En laten wij thans tot besluit in alle
deemoed het hoofd buigen voor het ongeschapen
Licht en de smeekbede uiten, dat een lichtstraal
van dat Licht onze geesten verlichte, om ten volle
ook de verantwoordelijkheid te begrijpen en ons
sterkte te schenken onder alle omstandigheden
onze plicht te vervullen."
Op deze toespraak volgde een hartelijk applaus.
Openingsrede van Mr. d'Ailly
De Burgemeester van Amsterdam, Mr. Arn. J.
d'Ailly, wees er in het begin van zijn openings
rede op, dat een tentoonstelling onder de naam
,/De Film" ongetwijfeld een paradoxale indruk
moet maken op wie wel eens heeft nagedacht over
het verschijnsel van de film. ,.Wel weinig pro
ducten van de moderne industrie", zeide de Bur
gemeester, ,,zijn naar hun aard zo ongeschikt om
te worden geëxposeerd, wil men althans het ka
rakter van het product tot zijn recht laten komen
en niet slechts de aandacht vestigen op allerlei
min of meer belangwekkende bijkomstigheden er
van. Nu kan worden erkend, dat een film als
beeldende bewegingsvorm haar eigen taal slechts
kan spreken, zodra zij wordt vertoond, en niette
min de geschiedenis van haar ontwikkeling in
technisch, sociaal, economisch, algemeen-cultu
reel en artistiek opzicht van zo grote en eminente
betekenis achten, dat een tentoonstelling van do
cumenten, die deze ontwikkelingsgang en dit pro
ductieproces alzijdig illustreren, alleszins gerecht
vaardigd is.
Van dit standpunt is de Directeur van het Ste
delijk Museum uitgegaan, toen hij het plan maak
te, de tentoonstelling „De Film", die reeds in
Zwitserland en in Bergië is gehouden, ook in
Amsterdam te organiseren. De film is, als typisch
modern verschijnsel van beeldende bevattings-
kunst, in dit museum geheel op haar plaats. Dat
de opening ervan kon samenvallen met het 30-
jarig bestaan van de Nederlandsche Bioscoop-
De Bondsvoorzitter de Heer M. P. M. Vermin tijdens het uitspreken van zijn herdenkingsrede
in de ontvangzaal van het Stedelijk Museum te Amsterdam
:::-: