Het
land een goede naam, ook in Nederland waar
met begrijpelijke uitzondering van België meer
Franse films worden vertoond, dan in welke an
dere Europese staat ook, zodat de Nederlandse
bioscoopbezoekers ruimschoots de gelegenheid krij
gen kennis te maken met de voortbrengselen dei-
Franse filmkunst.
De quantiteit nieuwe Franse films daalt even
wel met sprongen. In 1938 kwamen bijna 130
hoofdfilms gereed, in 1940 volgde een daling,
waarschijnlijk ten gevolge van de oorlogsomstan
digheden, tot 115, in 1946 kwamen er 94 hoofd
films gereed en in 1947 slechts 70, waarbij men
evenwel in aanmerking moet nemen, dat er bij
dit laatste aantal vele zijn, welke nog in 1946,
toen de producenten nog over een dosis optimisme
beschikten, op stapel zijn gezet. Voor dit jaar valt
volgens de Franse producenten nog slechts
te rekenen op iets meer dan 30, maar ten hoogste
40 hoofdfilms. Uit het feit, dat het Franse Mi
nisterie van Voorlichting uiterst weinig aanvragen
voor vergunningen voor het vervaardigen van films
ontvangt, blijkt, dat de producenten de toekomst
thans somber inzien.
Waarom raakt de, door de gehele wereld op
recht bewonderde, Franse film commercieel -
gesproken bij de concurrenten uit andere lan
den ten achter en waarom leidt zij in haar vader
land een armzalig bestaan?
Het antwoord luidt: omdat de Franse film in
eigen land niet geamortiseerd kan worden. De
beste Franse films van de laatste jaren hebben
zelfs hun productiekosten niet opgebracht. Zo be
steedde het filmproductiebedrij f gedurende 1947
frs. 2.400.000.000.aan productiekosten en ont
ving slechts terug (zowel van normaal- als smal
filmexploitatie uit geheel Frankrijk, Noord-Afrika
en het buitenland) frs. 1.800.000.000.—, wat een
deficit van een half milliard alleen al aan pro
ductiekosten opleverde.
Financiering der productie
Wat kost de vervaardiging van een Franse
film?
In 1937/1938 eiste een zeer middelmatige Franse
film ongeveer frs. 1.000.000.aan vervaardigings-
kosten, maar deze vormen niet de kostprijs van
een film. Normaal berekent men en dit geldt
niet alleen voor de Franse maar voor alle film
producties voor de vervaardigingskosten 30
voor de omzet nog eens 30 en voor de ver-
toningskosten eveneens 30 Dus bedragen
de gezamenlijke onkosten het drievoudige, dat wil
zeggen, dat de totale productiekosten dus frs. 3.
millioen belopen. Dit bedrag was in 1946 reeds
gestegen tot 25 millioen francs en liep gedurende
1947 op tot 30 millioen francs.
Een film moet in de eerste plaats dit belegde
kapitaal amortiseren en bovendien een winst op
leveren, die voldoende is om èn een nieuwe pro
ductie te kunnen financieren èn daarbij tevens een
behoorlijke risico-marge te reserveren, omdat aan
de filmproductie zeer grote risico's verbonden zijn.
De winst op de ene film is soms niet voldoende
om het verlies op een volgende te compenseren.
Indien de Franse producenten zich aan finan
ciële controle willen onderwerpen, ontvangen zij
hulp van het „Crédit National", een officiële in
stelling, welke hun credieten op korte termijn
verstrekt tot 50 van hun productie-budget. Ver
der kunnen zij supplementaire credieten verkrijgen
tot 70 van de totale productiekosten van par
ticuliere banken, die ze op haar beurt eveneens
aan het Crédit National verdisconteren.
Als regel moet dus de filmproductiemaatschappij
zelf 30 van de totale productiekosten fourneren,
welk percentage men beschouwt als de „risico
marge" van de onderneming.
Zo spoedig het geld in een productie gestoken
is, zo langzaam vloeit het terug en wanneer bo
vendien, zoals in Frankrijk het geval is, de amor
tisatie in steeds langzamer tempo geschiedt of
halverwege tot staan komt. is het begrijpelijk, dat
ae producenten in kapitaalnood zijn geraakt en
niet genegen blijken te zijn zich aan nieuwe spe
culaties te wagen.
Welke oorzaken kan men aanwijzen voor deze
trage of gedeeltelijke amortisatie?
Sommige bladen hebben en niet ten onrechte
- gewezen op de verlammende invloed van het
accoord Blum-Byrnes, anderen wijzen op de ach
terstand van de technische outillage der Franse
studio's ten opzichte van het buitenland en de
verouderde productie-methoden, waardoor de kost
prijs hoger ligt dan zij nodig achten, maar zonder
uitzondering zijn zij het er allen over eens dat de
Franse film door een kortzichtige fiscus van een
waanzinnig hoog percentage van haar recettes
wordt beroofd, wat èn een amortisatie in eigen
land onmogelijk maakt èn de meest ongewenste
toestanden in de bioscoopexploitatie heeft ver
oorzaakt. Vandaar de felle koppen in de dag
bladen als: „Notre production nationale ne doit
pas être ecrasée par 1'Etat". Men kan het zoals
een deel van de pers doet ook anders uitdruk
ken: „De Staat incasseert van de recettes zes waal
zoveel als de producenten zelf."
accoor
d BIum-Bvrnes
De in 1946 gesloten overeenkomst Blum-Byrnes
zo zeggen vele Fransen geeft de Ameri
kaanse maatschappijen alle troeven in handen.
„Men beweert dat de Franse film geruïneerd
wordt door het imperalisme van Hollywood",
schreef onlangs de Parijse correspondent van „The