37
ONTZEGT aan eiseres haar vordering en VEROOR
DEELT haar in de arbitragekosten, bedragende 100.
Aldus gewezen te Amsterdam op
10 Augustus 1949.
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KA
MER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de vol
gende arbitrale vonnissen gewezen:
In zake:
WARNER BROTHERS FIRST NATIONAL PICTURES
N.V., gevestigd te Amsterdam en kan
toor houdende aldaar aan de Keizersgracht
778, eiseres, en
de heer C. F. A. SCHEEPERS, exploitant van de reizen
de bioscoop genaamd Centrale Bioscoop Trast
en de Apo'lo Bioscoop te Huissen, wonende
aldaar aan de Langestraat D 90, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van üe Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
t dat eiseres bij request d.d. 9 Juni 1949, aangevuld met
orieven d.d. 1 en 3 Augustus 1949 een geschil'contra ge
daagde heeft aanhangig gemaakt, van welke stukken af
schriften aan dit vonnis zijn gehecht en die worden be
schouwd als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op Woensdag 10 Augustus 1949 op het
Bondsbureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heer L. Levie, gemachtigde
van eiseres, alsmede gedaagde persoonlijk en diens bedrijfs
leider, de heer F. W. Vlekke;
dat de Voorzitter der Commissie erop heeft gewezen, dat
de oorspronkelijke vordering van verminderd moet
worden met een bedrag van hetwelk inmiddels door
gedaagde is voldaan, zodat resteert een bedrag van f
met dien verstande, dat de Commissie geen nota kan nemen
van de nieuwe vorderingen, die sedert het aanhangig maken
van het geschil zijn ontstaan;
dat gedaagde erkend heeft het gevorderde bedrag schuldig
te zijn en verzocht heeft een betalingsregeling te treffen,
hierop neerkomende, dat het verschuldigde bedrag van 2
September 1949 af in termijnen van per week zal
worden betaald;
dat de heer Levie namens eiseres in hoofdzaak heeft ver
klaard, er mede accoord te gaan, dat het gevorderde be
drag van alsmede de geschilkosten op de wijze als
door gedaagde is voorgesteld wordt voldaan;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het bepaalde in art. 32 der Statuten en
artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen de leden
van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die
is geregeld in dat arbitrage-reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat gedaagde erkend heeft het gevorderde bedrag schul
dig te zijn en dat de vordering overigens steunt op de aan
de Commissie overgelegde stukken;
dat gedaagde derhalve moet worden veroordeeld tot be
taling van het gevorderde bedrag overeenkomstig de door
eiseres toegestane regeling alsmede in de geschilkosten, be
dragende 50.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen
het gevorderde bedrag van alsmede in de geschil
kosten, bedragende 50.—, zijnde in totaal
VERSTAAT, dat dit bedrag zal worden betaald in zeven
termijnen van vervallende respectievelijk op 2, 9,
16, 23 en 30 September en 7 en 14 October 1949 en één
termijn groot vervallende op 21 October 1949 (met
dien verstande, dat de eerste termijn van 50.— moet
worden betaald aan het Secretariaat van de Commissie van
Geschillen voor arbitragekosten);
VERSTAAT voorts, dat, indien gedaagde met de be
taling van enige termijn op de vervaldag in gebreke zou
blijven, zonder verdere aanmaning de straf van boycot over
eenkomstig het bepaalde in artikel 18 B van het Arbitrage-
Bondsreglement te zijnen opzichte zal worden uitgevaardigd.
Aldus gevezen te Amsterdam
op 10 Augustus 1949.
-----O-----
In zake:
UNIVERSAL INTERNATIONAL FILMS NEDER
LAND N.V. i.o„ gevestigd te Amsterdam en
kantoor houdende aldaar aan de Keizers
gracht 698, eiseres, en
de heer J. VAN DER WAL, exploitant van de Witte
Bioscoop te Heerenveen en wonende aldaar
aan de Vleesmarkt 5, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 8 Juni 1949 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvanafschrift aan
dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te
zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op Woensdag 10 Augustus 1949 op het
Bondsbureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heren M. Mendel en A.
Kapsenberg, respectievelijk directeur en boekhouder van
eiseres;
dat gedaagde niet is verschenen, doch met een brief van
9 Augustus 1949 aan de Commissie heeft medegedeeld, dat
de vordering door hem niet wordt betwist, hoewel hij er
eiseres een verwijt van maakt dat zij hem niet tijdig een
sommatie door de Filmhuurschuld Commissie heeft doen
zenden;
dat de heer M. Mendel namens eiseres in hoofdzaak ver
klaard heeft dat het feit, dat eiseres geen gebruik heeft
gemaakt van haar recht om gedaagde door de Filmhuur
schuld Commissie een rode kaart te doen zenden, niets af
doet aan de gegrondheid van eiseresses vordering;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het bepaalde in art. 32 der Statuten en
artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen de leden
van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die
is geregeld in dat arbitrage-reglement;