bruto-recettes inde, in 1945 reeds was gestegen tot 42.7 van de bruto-recettes. In 1946 en 1947 was dit aandeel respectievelijk 36 en 31.3%. Februari 1948 was het keerpunt. De Assem blee, opgeschrikt door een ditmaal eensgezin de pers, wist de Regering te bewegen de op de filmvoorstellingen drukkende belastingen in de loop van dat jaar in verschillende etappes met ruim 1*0 van de bruto-recettes te verlagen. Ver der werd bij wet een tijdelijke hulpverlening aan exploitatie en productie geregeld door middel van een zogenaamd Hulpfonds, dat de Staat geen rooie duit kostte, omdat het gefinancierd werd enerzijds door de kleine burger in de vorm van een belas tingvrije toeslag op zijn bioscoopkaartje, anderzijds door een zogenaamde ,,taxe de sortie", een be lasting op het uitbrengen" van Frans sprekende films. Men moet namelijk weten, dat in Frankrijk alle films in de landstaal worden nagesynchroni seerd, daar het Franse publiek geen buitenlandse films met Franse betiteling accepteert. Door deze maatregel gaf men de Amerikaanse producenten geen aanleiding zich te beroepen op de bekende non-discrimination clausule in de Frans-Ameri kaanse filmovereenkomst. Uiteraard komen alleen de geheel in Frankrijk door Fransen vervaardigde films in aanmerking voor een toelage uit het Hulp fonds en wel naar rato van de gemaakte recettes. Het advies van de Conseil Economique De wet tot hulpverlening welke op 1 October 1948 in werking trad, blijkt het Franse filmbedrijf weinig geholpen te hebben. Weliswaar is aan eni ge tientallen Franse films een belangrijke sub sidie toegestaan, maar dit heeft haar amortisatie- mogelijkheden niet vergroot. In het meest gun stige geval zal een speelfilm van middelmatige kwaliteit, die op het ogenblik 35 millioen francs kost, na een looptijd van twee jaar pas 28 mil lioen francs geamortiseerd hebben. Voor zoge naamde prestigefilms, die 80 tot 100 millioen francs kosten, schat men de opbrengstmogelijk- heden gedurende dezelfde periode op maximaal 70 millioen. De amortisatiemogelijkheden zijn sinds de totstandkoming der wet verder geredu ceerd door een sterke daling van het bioscoopbe zoek, ongetwijfeld mede door de toeslag op het bioscoopkaartje. Terecht acht de Assemblee de getroffen rege lingen niet voldoende om een economisch gezonde basis voor het filmbedrijf te scheppen. Vandaar, dat zij de Conseil Economique verzocht heeft ter zake advies uit te brengen. De Conseil Econo mique is een officieel lichaam, dat adviezen ver strekt aan de Assemblee. Het bestaat voor de helft uit ambtenaren en voor de helft uit deskun digen (technici, ondernemers, economen, enz.), die vaak van geval tot geval wisselen. Op 26 October j.1. bracht de Conseil Econo mique zijn visie op een mogelijke oplossing van de crisis in het filmbedrijf ter kennis van de As semblee. De tekst van deze Résolution bestaat uit een reeks overwegingen, waarin de problemen worden uiteengezet en uit een reeks daarmede correspon derende maatregelen, betrekking hebbende op al le takken van het filmbedrijf. Wel zeer opmerke lijk is de volgende zinsnede uit de considerans, die in feite het gehele vraagstuk ,,in a nutshell" samenvat: .Overwegende, dat het Franse filmbe drijf lijdt aan een ernstig gebrek aan even wicht tussen kostprijs en verkoopprijs van zijn productie Ten aanzien van de fiscus wordt een verlich ting bepleit van alle belastingen, welke op de bioscoopexploitatie drukken en welke tezamen maximaal 20% zouden mogen bedragen, de gemeentelijke toeslagen daaronder (begrepen Voor de bioscopen, die een orkest in dienst heb ben of variété- of cabaretnummers brengen wordt een automatische belastingverlaging van 25 (J/c aanbevolen. Eveneens voor de bioscoopvoorstel lingen met films, die voor festivals zijn uitgeko zen; een bepaling dus in de geest van de door sommige gemeenten in ons land voor zogenaamde artikel 1-films toegestane belastingvermindering. Verder wordt een verdubbeling van de hulpverle ning aan bioscoopexploitanten ter vernieuwing van hun zaken en aan producenten ter financiering van de filmvervaardiging, welke op een meer ra tionele basis zal moeten geschieden, aanbevolen. Crisis in het Britse filmbedrijf In de tweede week van November werd het verslag van de Odeon groep te Londen gepubli ceerd. Rank's bewering, dat de filmproductie in Groot-Brittannië, hoe vindingrijk zij ook moge zijn, nooit kan hopen voldoende films te produ ceren, die wat aantrekkingskracht voor het bio scoopbezoekend publiek betreft te vergelijken zijn met die welke in Hollywood vervaardigd worden, zolang 36 van het bedrag (in de Verenigde Staten wordt 20 van de netto-recettes of onge veer 16 van de entreeprijzen geheven, Red.), dat door het publiek wordt betaald als vermake- lijkheidsbelasting door de fiscus wordt geabsor beerd", werd aanleiding tot levendige duscussies in de pers. „De rapporten en de mededelingen van de heer Rank", schreef The Economist op 12 November j.1., hebben zonder twijfel aan zekere onderstel lingen, waarop het beleid van de Regering ten aanzien van het filmbedrijf was gebaseerd, alle grond ontnomen. De eerste van deze rooskleurige en (zoals nu blijkt) onverdedigbare onderstellin gen is, dat de bescheiden omvang van de filmpro ductie in de laatste jaren slechts van geheel tij-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 4