25 schermingsbesluit een jaarcontract voldoende is; dat intus sen door eiser een schikking is voorgesteld die er op neer kwam dat gedaagde een schadevergoeding, gelijk aan de huursom van een jaar zou voldoen; dat echter gedaagde niet op dit voorstel is ingegaan, omdat zij in de eerste plaats meent zich niet definitief te hebben gebonden en voorts betwist, dat eiser schade zou hebben geleden; dat gedaagdes brief van 25 Augustus gezien moet worden als een poging om een huurcontract uit te lokken; dat zij op 25 Augustus het ge bouw inderdaad wenste te huren, mits de door haar gestelde condities werden geaccepteerd, waarvan zij nog geenszins zeker was; dat eiser in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij op het telegram van gedaagde, waarmede de tot stand gekomen huurovereenkomst wordt geannuleerd, niet onmiddellijk heeft gereageerd, omdat hij voornemens was ter filmbeurze deze zaak nog nader te bespreken; dat dit voornemen echter is mislukt en dat hij vervolgens nog enige dagen nodig heeft gehad om zijn standpunt in deze te bepalen; dat overigens de door de tegenpartij naar voren gebrachte verschilpunten met betrekking tot de eventuele kluishuur en de inrichting van een deel van het te huren gebouw in feite geen grote bezwa ren opleveren en naar zijn mening bovendien buiten het kader van dit geschil vallen; dat op 14 Augustus 1950 overeen stemming tussen partijen is bereikt en dat de heer Schimmel tussen die datum en het schrijven van zijn brief van 25 Augustus met een Amerikaanse superieur het pand heeft be zichtigd, waarbij hem toestemming is verleend het pand te huren; dat dit met bovenbedoelde brief van 25 Augustus is bevestigd en dat het niet aangaat zulk een bevestiging een zijdig telegrafisch te annuleren, indien een dag later een ander gelouw kan worden gehuurd; dat hij schade geleden heeft dcurdat de voorgenomen huur respectievelijk verhuur geen doorgang heeft gevonden en ook het opknappen van het ge bouw dat voor rekening van qedaagde zou komen, achter wege is gebleven^ dat de heer B. J, Schimmel, namens gedaagde, ten slotte in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij op 24 Augustus van de heer Novak toestemming heeft gekregen het gebouw te huren, mits een deugdelijk huurcontract waarin bepaalde condities zouden moeten worden opgenomen, kon worden verkregen; dat hem de volgende dag een zeer geschikte kantoorruimte werd aangeboden, die hij na overleg met zijn Parijse hoofd kantoor na 1 September heeft gehuurd; dat hij er bij blijft dat zijn schrijven van 25 Augustus inhoudt, dat hij een ge deelte van het onderwerpelijke gebouw wilde huren en dat zijn telegram van de volgende datum betekende, dat hij van dit voornemen afzag; dat het de bedoeling was van gedaag de, indien wilsovereenstemming zou zijn bereikt, een huur contract voor de duur van één jaar aan te gaan. dat eiser verzocht heeft aan zijn eis toe te voegen de clau sule: of zoveel minder als de Commissie billijk acht; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statu ten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat tussen partijen onderhandelingen zijn gevoerd over het afsluiten van een huurovereenkomst voor een gedeelte van het perceel Hemonylaan 27 te Amsterdam voor ten minste één jaar; dat gedaagde aan eiser met zijn. brief van 25 Augustus 1950 o.m. heeft medegedeeld: „In aansluiting op mijn schrijven van 7 dezer, onze be spreking van 14 dezer ter filmbeurze en het telefoongesprek met Uw heer Dessing van gisteren, bevestig ik hiermede het volgende: a. per 1 September huurt onze firma van Li de zogenaamde beneden parterre van het perceel Hemonylaan 27, Am- sterdam-Z. en de voorkamer van het sous-terrain. De huurprijs hiervoor bedraagt per maand inclusief verwarming en licht."; dat hieruit blijkt, dat op of omstreeks 25 Augustus 1950 tussen partijen omtrent de huur respectievelijk verhuur van bovengenoemd gedeelte van het perceel Hemonylaan 27 voor ten minste één jaar wilsovereenstemming is bereikt; dat weliswaar gedaagde op 25 Augustus aan eiser een telegram heeft verzonden van de volgende inhoud: „Gelieve onze brief van 25 Augustus in zake eventuele huur kantoor ruimte Hemonylaan als vervallen te beschouwen", maar dat aangezien de huurovereenkomst reeds was tot stand geko men, voor het annuleren der overeenkomst ook de medewer king van eiser noodzakelijk is, die zulks heeft geweigerd, zoals blijkt uit zijn brief van 11 September 1950; dat eiser door het niet ten uitvoer brengen van de tussen partijen tot stand gekomen huurovereenkomst schade heeft geleden en dat gedaagde hiervoor aansprakelijk is; dat eiser een schadevergoeding overeenkomende met twee huurjaren, te weten fvordert, maar dat gedaagde betwist en ook door eiser niet is bewezen dat een huurover eenkomst voor twee jaren zou zijn aangegaan; dat de geleden schade zich beperkt tot huurderving over de periode die eiser redelijkerwijze nodig kan. hebben om het gebouw opnieuw te verhuren, respectievelijk de kosten voor het stofferen etc. van verschillende vertrekken; dat de Commissie deze periode, in aanmerking nemende dat gedaagde zich eveneens had verplicht de showroom, wel ke door eiser zou worden betrokken, te stofferen, bepaalt op zes maanden; dat derhalve gedaagde moet worden veroordeeld tot beta ling van zes maanden huur a per maand, zijnde dat gedaagde voorts moet worden veroordeeld tot beta ling van de geschilkosten, die door de Commissie zijn bepaald op ƒ50.—; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van als mede tot betaling van de geschilkosten, bedragende 50. (aan het Secretariaat van de Commissie van Geschillen). Aldus gewezen te Amsterdam op Maandag 11 December 1950. In zake: CV. DESMET'S BIOSCOOP-EXPLOITATIE, exploi- tante van het Theater Desmet, gevestigd te Amsterdam aan de Plantage Middenlaan 4a, eiseres, contra R.K.O. RADIO FILMS N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Keizersgracht 698, ge daagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 17 November 1950 een geschil

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 26