ik er goed aan te doen de algemene vergadering
een en ander mede te delen over de voorbereiding
van het op de agenda van deze vergadering ge
plaatste bedrijfsbesluit en de behandeling er van.
Zoals ik in de vorige jaarvergadering had aan
gekondigd, had het Hoofdbestuur het voornemen
maatregelen in studie te nemen en zo nodig te
doen uitvaardigen, welke excessen bij concern
vorming in de verhuur en theaterexploitatie zouden
moeten voorkomen.
Ten einde een zekere rustperiode te verkrijgen,
opdat men niet gedurende de bestudering en voor
bereiding van zulke maatregelen telkens opge
schrikt of geschokt zou worden door ongewenste
verschuivingen in de bezitsverhoudingen in ons
bedrijf, was het Hoofdbestuur tot de conclusie ge
komen dat een Overgangsbesluit noodzakelijk was,
hetwe'k het Hoofdbestuur en de daarvoor in aan
merking komende colleges meer uitgebreide be
voegdheden gaf dan het geldende bedrijfsregle-
ment.
Hiertoe heeft het Hoofdbestuur een concept-
Overgangsbesluit bij de Ledenraad aanhangig ge
maakt op 28 Maart 1950, welk besluit het zoals
was voorgeschreven aan alle leden heeft toege
zonden, vergezeld van een uitvoerige toelichting.
Dit besluit is door de Ledenraad aangenomen op
25 April 1950 met als expiratiedatum 28 December
1950.
Inmiddels heeft het Hoofdbestuur een herzie
ning van het Algemeen Bedrijfsreglement en even
tuele Bondsreglementen ter hand genomen. In ver
band hiermede heeft het met de betrokken Afde
lingen en onderscheidene groepen van gedachten
gewisseld, namelijk op 19 September met de Afde-
lingsraad, op 26 September met het Bestuur van
de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, op 10 Octo-
ber met vertegenwoordigers van de nederzettingen
van Amerikaanse maatschappijen en op dezelfde
dag eveneens met vertegenwoordigers van de
maatschappijen Tuschinski, Capitol, Nederlandse
Bioscoop Trust, Nova en Nederland, als ook met
de N.V. City, Europa en Hollandfilm. Bij die ge
legenheid heeft het Hoofdbestuur mededeling ge
daan van zijn inzichten en heeft het te kennen
gegeven, dat het gaarne het standpunt van betrok
kenen zou vernemen terzake van de naar voren
gebrachte punten. In aansluiting hierop heeft een
gedeelte van hen die het Hoofdbestuur had ge
hoord, zijn standpunt als vorenbedoeld schriftelijk
nader uiteen gezet, namelijk de N.V. Hollandfilm,
de zes vertegenwoordigers van de Amerikaanse
zaken, de leden-fabrikanten, de Afdeling Het
Centrum en de Afdeling Het Zuiden.
Dientengevolge moest het Hoofdbestuur de
leden laten weten, dat het zijn College niet moge
lijk was om, zoals het zich had voorgesteld, reeds
vóór 1 November een concept-Algemeen Bedrijfs
reglement aan de leden voor te leggen; deze mede
deling geschiedde op 6 November.
Eerst op 1 December kon het betrokken concept
aan de leden worden toegezonden, waardoor het
tevens noodzakelijk was aan de Ledenraad voor
te stellen de expiratiedatum van het Overgangs
besluit te verschuiven tot 15 Februari 1951.
Een dag nadat dit concept aan de leden was
toegestuurd kwam een schrijven binnen van de
N.V. Tuschinski, waarin deze maatschappij terug
kwam op de bespreking met het Hoofdbestuur dd.
10 October en de bij die gelegenheid door het
Hoofdbestuur naar voren gebrachte punten. De
N.V. Tuschinski gaf te kennen, de vraag kwes
tieus te achten of een gezond en levensvatbaar
ondernemerschap in ons bedrijf wel bedreigd wordt
en tevens dat het scheppen van positieve voor
waarden voor de handhaving van zulk een onder
nemerschap kan geschieden door een regeling die
de plaats en de waarde van de grotere belangen
concentraties en de kleinere zelfstandige onder
nemingen als uitgangspunt aanneemt, hun
onderlinge verhoudingen en rechten regelt, het
stemrecht aanpast en de terreinen afbakent in
aansluiting aan de geldende rechtsnormen en
economische ontwikkeling. De N.V. Tuschinski
deelde voorts mede, dat zij het ontwerp van de
reglementsherziening zoals het haar ter kennis was
gebracht bezwaarlijk als een uitgangspunt kan
nemen.
Wat de verlenging van het Overgangsbesluit
betreft bleek bij verder gepleegd overleg met de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders en de Afdelings-
raad, dat men voor de behandeling van een nieuw
concept-Algemeen Bedrijfsreglement wat meer tijd
wenste, weshalve men het Overgangsbesluit wilde
doen verlengen niet tot 15 Februari doch tot
1 April.
Op 18 December 1950 zijn terzake van hun
standpunt gehoord de N.V. Tuschinski, de N.V.
City, de N.V. Hollandfilm, de N.V. Cineac en
de heer A. F. Wolff. Namens deze leden is toen
:iiiiiiiiiiniiiii;itii!iiiiiniiiiM;iiiM:lüinMini»iiniiiiiiiiiuliiiiiiiiiiiiiiiliiii!iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiliiiiiiiiiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiti»tiiiiiiii||
1 „Wij moeten niet vergeten dat kinderen niet in
celiophaan kunnen worden gewikkeld. Het zou be-
j lachelijk zijn om bijvoorbeeld gewelddadigheid te ver-
wijderen uit film of radio. Wij leven in een wereld
waarin geweld eerder regel dan uitzondering is. Indien
de maatschappelijke omstandigheden, welke geweld
1 en wreedheid teweegbrengen kunnen worden ver-
1 toond aan het kind, welks gevoelsontwikkeling zodanig
is dat het het kan accepteren, dan kan de vertoning
beantwoorden aan een paedagogisch doel.
j In elk geval moet men niet vergeten, dat de andere
1 middelen van openbaarmaking weinig zo al enige j
1 beperkingen in dit opzicht hebben.
(Franklin Fearing, professor in de
psychologie aan de Universiteit van Cali-
fornië te Los Angeles: National Probation
and Parole Assn. Redirecting the delin- j
quent. 1947 yearbook. N.Y. Macmillan Co. j
1948 p. 181.)
nillMIUHIHIIHHim»»HIHIIHIIIllllllll»IIIIIIHimmmHIIHIHIIHIIIIHIHIHimH»HII»tllllimiHaiHmiHIIIII»ltiHII»milllHllimiHlir"l