W. Mullens Jr. en A. Mullens leiders". Toevoegen: ,,W. Mullens Jr. en A. Mul lens, directeuren". (zie ook pag. 66, filmfabrieken 's-Gra- venhage). Pag. 66: Amsterdam, Filmfabriek Holland. Schrappen alles na tel. 82007. Toevoegen: firmanten W. A. Maclean en W. H. Meyer. Amsterdam, Visie. Schrappen: ,,Mej. E. J. d'Oliveyra, leid ster". Pag. 68: Amsterdam. N.V. Kino-Foto Würffel Nederland. Corr.-adres wijzigen in Professor Tulp straat 17, tel. 52784. TOEPASSING VAN ARTIKEL 15 DER STATUTEN 31 Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn ver gaderingen d.d. 12 Februari en 1 April 1952 opgeroepen de heer J. J. Abeln, exploiterende onder meer de Cinema Hol- landia te Egmond aan Zee en de Cinema Hollandia te Vlagt- wedde, ter zake van de klacht: dat de heer J. Abeln in strijd heeft gehandeld met de artikelen 8 en 9 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films, artikel 3 D van het Reglement Recette - Controle, alsmede artikel 3 van het Contributiebesluit: a. door onjuiste afrekening aan een aantal filmverhuur kantoren van de auteursprijs over de recettes met films van deze verhuurkantoren, behaald in de Cinema Hollandia te Egmond aan Zee in de periode van 30 December 19-48 tot 10 October 1951 en in de Cinema Hollandia te Vlagtwedde in de periode van 30 December 1948 tot 21 December 1951; b. door onjuiste afrekening aan het Bondsbureau van de over bedoelde recettes verschuldigde Bondscontributie, en besloten hem de straf van boete ten bedrage van f 500, op te leggen. Dit besluit is gegrond op de volgende overwegingen: dat bij een bij de Cinema Hollandia te Egmond aan Zee ingestelde recette-controle is gebleken, dat gedurende de periode van 30 December 1948 tot 10 October 1951 ten minste 6.280,aan netto-recette te weinig is verantwoord en er 1.785,22 aan filmhuur en 94,20 aan contributie te weinig is afgerekend; dat bij een bij de Cinema Hollandia te Vlagtwedde inge stelde recette-controle is gebleken, dat in het tijdvak van 30 December 1948 tot 21 December 1951 entreebewijzen van 1,10 op de afrekenstaten aan filmverhuurders en Bonds- bureau zijn afgerekend voor I,met als gevolg dat in het genoemde tijdvak aan netto-recette een bedrag van 1.428,95 te weinig is verantwoord en derhalve ƒ426,14 aan filmhuur en 21,43 aan contributie te weinig is afgerekend; dat voorts is geconstateerd dat de heer J. J. Abeln sederl 21 December 1951 op de afrekenstaten van de Cinema Hol landia te Vlagtwedde de entreebewijzen a 1,10 voor f 1.20 heeft opgevoerd, daarbij uitgaande van de gedachte, ci.it aldus na verloop van tijd de te lage recette-verantwoordingen van de voorgaande jaren automatisch zouden worden gecor rigeerd; dat d'e heer J. J. Abeln behoorlijk is opgeroepen orn op grond van artikel 15 der Statuten te worden gehoord, aan welke oproepen gevolg is gegeven; dat de heer J. J. Abeln hetgeen in deze klacht omtrent de exploitatie Egmond aan Zee is omschreven heeft toegegeven met de verklaring, dat de foutieve afrekeningen aldaar zijn ontstaan doordat zijn zaakwaarnemer de recettes onjuist heeft afgerekend, dat hij in deze vertegenwoordiger teveel ver trouwen heeft gesteld en dat ten gevolge van een ernstig ongeluk dat zijn echtgenote in 1948 overkwam waardoor deze zeer lange tijd niet in staat was de controle van de diverse zaken te hervatten sedertdien geen controle meer in Egmond aan Zee was ingesteld; dat hij weliswaar het vermoeden had, dat er bedrog werd gepleegd, maar dat de opgaven klopten; dat ter voorkoming van knoeierijen de ont- vangstopgaven mede getekend moesten worden door de zaal houder, hetgeen ook steeds geschiedde, zodat het wel duide lijk is, dat deze met sprekers vertegenwoordiger heeft mede gedaan; dat de heer J. J. Abeln eveneens heeft toegegeven hetgeen in de klacht omtrent de exploitatie te Vlagtwedde wordt ge steld met de verklaring dat hij zijn accountant aldaar, die onder meer de recette-administratie verzorgt, verzuimd had mede te delen dat de prijzen der plaatsen met ƒ0,10 waren verhoogd, waardoor gedurende enige tijd dit bedrag per plaats te weinig werd afgerekend; dat hij toen hij dit verzuim ontdekte, getracht heeft door een hogere opgave dan de leitelijke prijs de te lage recetteverantwoordingen van de voorgaande jaren te corrigeren; dat hetgeen de heer J. J. Abeln te zijner verdediging hcefl aangevoerd zijn aansprakelijkheid voor het gebeurde geens zins vermindert, daar hij als exploitant van beide bioscopen de verantwoordelijkheid draagt voor de exploitatie en deze onregelmatigheden bij een meer doeltreffende controle zijner administratie zouden zijn voorkomen; dat dus op grond van het vorenstaande vaststaat dat de heer J. J. Abeln gehandeld heeft in strijd met de artikelen 8 en 9 der Bondsvoorwaarden, artikel 3 D van het Reglement Recette-Controle en artikel 3 van het Contributiebesluit, welke overtredingen zo ernstig moeten worden geacht, dat hem de straf van boete, als omschreven in artikel 15 der Statuten, ten bedrage van 500,-- moet worden opgelegd, bij de vast stelling van welk bedrag rekening is gehouden met verzach tende omstandigheden. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten in zijn vergade ring van 21 Februari 1950 gehoord Mevrouw L. Meyer Schimmerling, exploiterendeTiet Filmverhuurkantoor Victoria Films Ie Amsterdam, ter zake van de klacht; dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van hei Gewijzigd Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Be zwaar door een aantal films te verkopen aan een niet-lid, dat deze films heeft geëxploiteerd in concur rentie met leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. en in zijn vergadering van 22 April 1952 besloten haar cle straf van boete ten bedrage van 1.000.op te leggen. Dit besluit is gegrond op de volgende overwegingen: dat begin Januari 1950 werd geconstateerd, dat door een niet-lid de volgende, door Mevrouw L. Meyer-Schimmerling geïmporteerde films werden verhuurd: „Madeleine", „Onver ture", ,,De Heilige Wet", Meisjes achter tralies„De twee gezusters Kleh", „Een uur verlof", „De tante van Charley" en „Mannen zonder zon"; dat Mevrouw Meyer hetgeen in deze klacht is omschreven heeft toegegeven met de verklaring dat het hier volkomen uitgerouleerde films betrof, welke zij indertijd in onderpand had gegeven ter verkrijging van een crediet, hetwelk zij toen het werd opgezegd uitsluitend binnen de gestelde termijn kon aflossen door verkoop van de films in quaestie; dat Mevrouw Meyer-Schimmerling verklaard heeft zich bewust te zijn van de door haar begane overtreding en het Hoofdbestuur verzocht heeft haar in de gelegenheid te stellen een regeling met de betrokken koper te treffen, waardoor de verkoop ongedaan zou kunnen worden gemaakt; dat Mevrouw Meyer ondanks herhaalde sommaties van het Hoofdbestuur in gebreke is gebleven de onderwerpelijke

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 32