ABRITRAAL VONNIS IN HOGER BEROEP
32
transactie ongedaan te maken, en zich slechts in het bezit
heeft gesteld van de copieën van „Meisjes achter tralies' en
,,De twee gezusters Kleh";
dat dus op grond van het vorenstaande vast staat dat
Mevrouw L. Meyer-Schimmerling gehandeld heeft in strijd
met artikel 2 van het Gewijzigd Bedrijfsreglement op de Lijst
van Geen Bezwaar, welke overtreding zo ernstig moet wor
den geacht, dat haar de straf van boete, als omschreven in
artikel 15 der Statuten, ten bedrage van 1.000.moot
worden opgelegd, bij de vaststelling van welk bedrag reke
ning is gehouden met verzachtende omstandigheden.
De RAAD VAN BEROEP (EERSTE KAMER) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal
vonnis gewezen inzake:
CV. DESMETS BIOSCOOPEXPLOITATIE, gevestigd
te Amsterdam aan de Plantage Middenlaan 4a, appellante
oorspronkelijk eiseres, contra
NV. FILMFABRIEK POLYGOON, gevestigd te Haar
lem, aan de Koudenhorn 8, geïntimeerde oorspronkelijk
gedaagde.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederland
sche Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbi
trage-college voor de beslechting van geschillen in tweede
en hoogste instantie tussen leden van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond;
IN AANMERKING NEMENDE:
het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Ge
schillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond, gewezen op 5 November 1951, van welk vonnis de
beslissing luidt:
.Ontzegt aan eiseres haar vordering en veroordeelt haar
in de geschilkosten bedragende 50,
IN AANMERKING NEMENDE VOORTS:
dat appellante bij request van 20 November 1951 beroep
heeft aangetekend tegen de uitspraak van de Commissie van
Geschillen (Derde Kamer) d.d. 5 November 1951, van welk
request afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk be
schouwd wordt als hier te zijn ingelast;
dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op
Woensdag 23 Januari 1952 op het Bureau van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam,
teneinde haar in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse
standpunten nader mondeling toe te lichten:
dat op gemelde plaats zijn verschenen de heren T. M. J.
Desmet, beherend vennoot van appellante en C. van der
Wilden, directeur van geïntimeerde;
dat de Voorzitter appellante er op heeft gewezen dat
zij haar eis in tweede instantie niet kan uitbreiden en dat de
Raad slechts kan uitgaan van de eis zoals die in eerste
instantie is gesteld, weshalve zal worden behandeld de eis qe-
intimeerde te veroordelen tot levering aan appellante in het
kader van het wereldnieuws ook van het in het buitenland
opgenomen nieuws dat in het Nederlands nieuws voorkomt,
en tot betaling van een schadevergoeding van 25.per
vertoningsdag of zoveel minder als de Raad billijk acht bij
niet levering van een dergelijke opname in het wereldnieuws.
dat de heer T. M. J. Desmet in hoofdzaak heeft verklaard,
dat het eerste deel van de eis inzake de levering nu
het contract inmiddels geëxpireerd is. kan vervallen, er nog
slechts schadevergoeding wordt geëist; dat hij wel degelijk
op de brief van geïntimeerde d.d. 19 December 1950 heeft
gereageerd en de kwestie meermalen heeft besproken met
de heer Apon en ook met de heer Van der Wilden zelf;
dat hem was toegezegd dat de zaak bij geïntimeerde zou
worden bezien; dat hij nooit heeft geëist dat bepaalde op
namen niet in het Nederlands nieuws zouden worden opge
nomen, doch alleen heeft gesteld dat deze opnamen ook in
het buitenlands nieuws thuis horen; dat in het contract met
geïntimeerde geen omschrijving van de samenstelling van het
journaal kon staan, omdat het contract werd' aangegaan op
een ogenblik dat er van nieuwsbeelden nog geen sprake was;
dat geïntimeerde wel altijd stelt dat zij exclusiviteit heeft ten
aanzien van het Nederlands nieuws, doch dat in ieder Eaglc-
Lion-journaal blijkens de biljetten nieuws voorkomt
dat ook het Nederlands nieuws heeft; dat zo de opnamen
van het bezoek van Prins Bernhard aan Chili wel in het
Eagle-Lion-nieuws voorkwamen, maar dat appellante ze in
het Polygoon wereldnieuws niet heeft gehad, omdat deze
actualiteit in het Nederlands nieuws was opgenomen; dat
zijns inziens hiermede is aangetoond dat geïntimeerde ten
opzichte van appellante ongelijk heeft; dat appellante als
afnemer van het buitenlands nieuws van geïntimeerde meent
recht te hebben op alle opnamen in het buitenland en dat
Chili buitenland is; dat bij het afsluiten van het Polygoon
wereldnieuws niet over de inhoud van het nieuws gesproken
is, omdat de afsluiting van dit wereldnieuws geschiedde met
de gedachte dat ook een wereldnieuws werd verkregen; dat
dit ook wel het geval was, doch dat de belangrijkste dingen
er in ontbraken; dat appellante meende bijzondere actuali
teiten ook te zullen krijgen, weshalve zij niet heeft gedacht
over speciale bepalingen in het contract en ook niet uitdruk
kelijk heeft gesteld erop te rekenen dat de betrokken opnamen
in het wereldnieuws zouden komen;
dat de heer C. vam der Wilden in hoofdzaak heeft ver
klaard dat appellante voor het Polygoon wereldnieuws een
normaal contract heeft gehad; dat er dus geen omschrijving
van wat er in het journaal werd opgenomen in voor kwam,
hetgeen ook niet nodig was, omdat het Polygoon wereld
nieuws na de bevrijding al weer enige jaren was verschenen;
dat geïntimeerde in genen dele een exclusiviteit heeft over
opnamen in Nederland; dat de opnamen van het bezoek van
Prins Bernhard aan Chili, die in het Eagle-Lion-nieuws
voorkwamen, geen opnamen van Polygoon waren, doch op
namen waarover Eagle-Lion beschikt ten behoeve van haar
relaties; dat het feit, dat opnamen als het bezoek van Prins
Bernhard aan Chili in het Nederlands nieuws worden opge
nomen, berust op het door geïntimeerde gehuldigde principe,
dat opnamen, waarbij een groot Nederlands belang gemoeid
is, door haar geacht worden in het Nederlands nieuws thuis
te horen; dat al stelt de Redactiecommissie het journaal
samen, geïntimeerde verantwoordelijk blijft; dat ook reeds
vóór 1940 opnamen van gebeurtenissen in het buitenland als
vorenbedoeld regelmatig in het Nederlands nieuws voorkwa
men, ook na de verschijning van Polygoons wereldnieuws
in 1934; dat deze traditie in 1945 weer is opgevat; dat de
opnamen in het buitenland, die in het Nederlands nieuws
voorkomen, voor 90 door de eigen staf van geïntimeerde
worden opgenomen en voor het overige door relaties; dat op
namen die in het Eagle-Lion-wereldnieuws voorkomen nooit
dezelfde opnamen zijn als die van het Polygoon wereld
nieuws, doch slechts hetzelfde onderwerp betreffen.
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het Arbitrage-Bondsreglement alle
geschillen tussen de leden onderling met uitsluiting van de
burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbi
trage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van dit geschil in
hoger beroep kennis te nemen en daarin uitspraak te doen
als arbitrage-college in tweede en hoogste instantie;
dat appellante overeenkomstig het daaromtrent in het
Arbitrage-Bondsreglement bepaalde tijdig in beroep is ge
komen;
nat appellantes grief tegen het vonnis van de Commissie