Het gebeurt niet dikwijls, dat wij de gemeen telijke autoriteiten erkentelijk kunnen zijn. Wij zijn het in dit geval het gemeentebestuur van Zwolle wèl, niet zozeer om het feit, dat de billijkheid wederom in acht wordt genomen bij de vermakelijkhedenbelastingheffing (uiteraard moet het besluit nog door de Kroon worden goedgekeurd), want daarin staat Zwolle niet alleen, maar in het bijzonder om het feit, dat het gemeentebestuur openlijk erkent, dat een zo hoog opgeschroefde vermakelijkhedenbelasting onder de gegeven omstandigheden als een bedrijfslast werkt, en de volledige consequentie uit de her stelde gemeentelijke autonomie op het punt van deze heffing heeft aanvaard. Met deze motivering heeft Zwolle een voorbeeld gegeven aan vele gemeentebesturen in den lande, in het bijzonder die van de grote gemeenten. Zij toch sloegen het hardst alarm, toen de Minister zijn beruchte circulaire in zee liet gaan, zij waren het die zich beklaagden over de circulaire-politiek van het Ministerie, zij waren het ook die de be zwaren van onze vertegenwoordigers destijds ont weken door zich achter Den Haag i.c. achter het inmiddels verschenen financiële verhoudingsbe- sluit te verschuilen. Vooral dit verhoudingsbesluit heeft het kwaad gesticht. Daarin immers werd bij de tarivering onderscheid gemaakt tussen de bioscoopvoorstellingen en het overige vermaak. Nu echter de hoog geroemde autonomie is her steld, zwijgen vele colleges van Burgemeester en Wethouders in alle talen. Er is zelfs één college, dat, nu de Raad heeft ingegrepen, al meer dan een jaar tracht de beslissing van de Raad te frustreren door langs allerlei voor de openbare mening minder te controleren wegen te verhin deren, dat het raadsbesluit kan worden geëffec tueerd. Men heeft zich in 1948 verwonderd, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond geen ernstige maatregelen heeft genomen om de discriminatie ongedaan te maken. Wij zullen thans niet ingaan op de motieven, die het Hoofdbestuur destijds er toe hebben gebracht om af te zien van een open lijk verzet, dat waarschijnlijk het gehele bedrijf in een rampzalig conflict met alle gevolgen van dien had gestort. Uit de vele besprekingen, die sedertdien met autoriteiten zijn gevolgd, heeft het voortdurend de overtuiging mogen putten, dat deze last niet blijvend zou zijn en na verloop van tijd het gezond verstand zou terugkeren. Nu er echter gemeenten zijn, die in strijd met recht en billijkheid zich aan zienlijke inkomsten uit onze bedrijven blijven aan meten, zal men zich, indien men zich dan in 1948 verwonderd heeft, niet opnieuw moeten verwon deren, indien thans gebeurt wat toen achterwege bleef, namelijk een ernstig conflict. Het Neder landse bioscoopbedrijf aanvaardt niet langer de discriminerende heffing op zijn bedrijven in een mate, welke een miskenning betekent van de functie van deze bedrijven en hun credietwaardig- heid aantast. Reeds geruime tijd is in een aantal kleine ge meenten het geven van voorstellingen gestaakt. Kort geleden hebben de exploitanten in Coevorden hun deuren gesloten en met deze exploitanten ook de ondernemers van de overige vermakelijkheden, zodat het publiek buiten de gemeente zijn ont spanning zoekt. De Nederlandsche Bioscoop- Bond staat volledig achter deze ondernemers. Ook Coevorden mag als bewijs gelden, dat het spel, dat hier en daar gespeeld wordt met de besluiten van de gemeentebesturen die een gezonde toestand wensen te herstellen, wordt doorzien. De gemeente Coevorden had namelijk aanvankelijk tot verla ging besloten, maar Gedeputeerde Staten stuurden de verordening terug onder het voorwendsel, dat de begroting niet sluitend was. Dit is een drog reden, nu er geen enkele verplichting voor de gemeente bestaat om bij een eventueel tekort dit bij uitsluiting te verhalen op het bioscoopbedrijf. Indien er tekorten zijn, dan dienen deze gedragen te worden door de gehele burgerij en niet door één of twee harer leden. Wij blijven vertrouwen, dat de pogingen, die door onze leden in georganiseerd overleg met het Hoofdbestuur der bedrijfsorganisatie door het ge hele land worden ondernomen om tot herziening van de vermakelijkhedenbelastingverordeningen te geraken, geleidelijk tot resultaten zullen leiden. Indien dit vertrouwen vermetel mocht blijken te zijn, houde men zich er van overtuigd, dat de film- en bioscoopwereld niet langer lijdelijk zal toezien bij het fiscaal onrecht, dat haar wordt aangedaan. rnilllllllllllllllllllllllllllHIHIIIIlllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIHIIIllllllllllllllinillllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIMIIHIin Het Hooggerechtshof van de staat Florida maakte zich enige tijd geleden tot vertolker van de openbare 1 mening in de Verenigde Staten toen het een ge- j 1 meente, die om haar begroting sluitend te maken een drietal plaatselijke bioscoopexploitanten met een extra I toeslag op de vermakelijkheidsbelasting had bedacht, j 1 waartegen deze in verzet waren gekomen, met de volgende woorden terecht wees: 1 „Dit hof is de mening toegedaan, dat, indien een be- lasting zodanig is dat zij iemands recht op wettige wijze een bedrijf uit te oefenen aantast of er toe leidt, 1 dat grote aantallen uit hun ondernemingen worden gedreven, zij zal worden afgeschaft". „De bevoegdheid om belastingen op te leggen is niet de bevoegdheid om een op wettige wijze uit- j 1 geoefend bedrijf te vernietigen. Het criterium van een verteringsbelasting is het- j geen rechtvaardig en redelijk is, en niet hetgeen de1 gemeente vraagt, om een begroting sluitend te maken." rnilllllllllHlllllllllllllllllHIHIIIII)IIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII)lllllllllllllll)IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIl|~|

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 3