Vijf jaar filmcentrum
DE Stichting Filmcentrum vierde dezer
dagen haar eerste lustrum met een druk
bezochte herdenkingsbijeenkomst in het
Stedelijk Museum te Amsterdam, waar
bij vele autoriteiten aanwezig waren.
De presidente, mevrouw H. W. Boersma-Smit,
leidde de bijeenkomst in met een voortreffelijke
retrospectieve beschouwing over het werk der
Stichting, waarna Prof. dr. G. C. van Niftrik,
hoogleraar te Amsterdam, een boeiend betoog
hield over kerk en cultuur en in het bijzonder be
lichtte de houding van de protestantse kerk ten
opzichte van de film als cultuurfactor.
Voorts werd het woord gevoerd namens het
Moderamen van de Generale Synode der Her
vormde Kerk door Dr. J. C. Rupp, namens de
Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen door de heer A. Oosterlee en namens
het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond door de Bondsdirecteur.
De Bondsdirecteur begon met te zeggen, dat hij
en het bestuur van de Stichting niet waren, wat
sommigen geneigd zouden zijn te veronderstellen,
,,bien étonnés de se trouver ensemble". Hij wees
op de uitstekende verstandhouding, welke tussen
de bedrijfsorganisatie en de Stichting Filmcentrum
bestond. Spreker onderstreepte hoe het Film
centrum zich met stijgend succes ten doel
stelde de film op cultureel verantwoorde wijze aan
het Nederlandse culturele leven dienstbaar te
maken. Hij bracht in het bijzonder hulde aan de
redactie van het Critisch Filmbulletin, dat, onder
leiding van de heer P. J. van Mullem, waardevol
werk verricht. De redactie van dit orgaan verliest
zich niet in het jargon, dat veel filmcritieken voor
het publiek onleesbaar maakt en dientengevolge
heeft dit orgaan met zijn zeer grote oplage geen
deel aan het proces van vervreemding tussen som
mige filmpublicisten en de film met haar publiek.
Het Critisch Filmbulletin is een van de weinige
organen op filmgebied, dat sinds geruime tijd
groot gezag geniet en zonder in extremiteiten te
vervallen uitstekend werk verricht op het gebied
van de filmvoorlichting, zulks niet alleen in Ne
derlands Hervormde kringen.
„Als filmcentrum", aldus de Bondsdirecteur,
„bent U geen commerciële instelling, maar een
opvoedend en cultureel lichaam. De drang tot Uw
werk komt voort uit Uw overtuiging". Spreker
achtte het een gezond beginsel van deze Her
vormde filmactie dat zij niet, zoals sommige insti
tuten, haar energie verspilde aan de bestrijding
van het zogenaamde filmkwaad, welk woord
speciaal zij in de mond nemen, die van de film
weinig weten. Excessen aan de maatschappelijke
zelfkant worden door deze actie niet gezocht in
de film, maar in de ontwrichting van de moderne
tijd. Het Filmcentrum is geneigd een woord van
positieve waardering te spreken over de film,
indien ook maar één van de oordeelvellingen in
psychologisch, aesthetisch en theologisch opzicht
het als verantwoord doen voorkomen een film aan
het publiek te vertonen. Deze Hervormde filmactie
acht het vóór of tegen van een bepaalde film ,,een
zaak van persoonlijke geloofsbeslissing". Hiertoe
wil zij het Nederlandse volk opvoeden, een opvoe-
dmg, die zij in de eerste plaats behouden wenst
te zien bij de ouders. Deze gedachten en idealen
uitdragende staat het Filmcentrum een dienende
rol voor ogen, waarbij zij een voortdurende studie
maakt van de film als een van de cultuurverschijn
selen en al het goede in haar tracht aan te wen
den ten behoeve van de kerstening van het Neder
landse volksleven. Hiermede is een doorbraak tot
stand gekomen bij een deel van ons volk, welke
van grote betekenis is voor het filmwezen als ge
heel.
„Het is de opvatting van het Hoofdbestuur van
de Bond", aldus spreker, „dat de leiding der be
drijfsorganisatie strevingen als de Uwe behoort te
steunen, omdat zij niets mag nalaten wat de bevor
dering van de filmbelangstelling, in het bijzonder
de belangstelling voor alles wat de film aan goeds
oplevert, behoort te activeren.
De Stichting Filmcentrum moge er zich van
overtuigd houden, dat haar werk niet alleen in
vloed heeft op het bioscooppubliek, maar ook op
de duizenden, die zich met de film hebben bezig
gehouden alvorens zij aan dit publiek wordt ver
toond. Men moge ervan overtuigd zijn, dat deze
filmwereld niet is, zoals zij door een jarenlang
verkeerd gerichte publiciteit is gesuggereerd, een
wereld van klatergoud en van decadentie. Iedere
insider weet, dat de dagelijkse practijk een ander-:
is en dat, voorzover er excessen zijn, deze zich in
niets onderscheiden van de excessen, welke zich
elders in het culturele voortbrengingsproces e.i in
de ondernemerswereld voordoen. Gij moet er U bij
Uw werk van overtuigd houden, dat behalve de
consument ook zeer velen, die bij de filmvervaar-
diging, de filmdistributie en de filmvertoning be
trokken zijn, ontvankelijk zijn voor Uw idalen en
Uw doelstellingen, dat er velen zijn van gelijkge
zinde overtuiging, velen op wie het „bonae volun-
tatis sunt" van toepassing is. Velen onder ons
wensen er voortdurend rekening mede te houden,
dat datgene wat zij brengen een product des gees-
tes is, waarin heel het leven, zoals iemand het uit
drukte, in zijn gebrokenheid open gaat, waarin