18
organisatie van het filmbedrijf Lumières vinding
had verkregen, was tevens oorzaak, dat het sum
miere toezicht, dat min of meer willekeurig of zuiver
plaatselijk op de filmvertoningen werd uitgeoefend,
onvoldoende, ontoereikend en ondoelmatig bleek
te zijn.
Men sprak vrijwel alom ter wereld van een zede
lijk en maatschappelijk bioscoopgevaar vooral voor
de jeugd, en ongeveer te zelfder tijd kwamen in de
meeste landen wetgevingen of regelingen van di
verse pluimage tot stand ter bestrijding van dit
gevaar.
Doch de film toonde als echt enfant de Bohè
me" vele grillen en vreemde nukken en nauwelijks
enkele jaren na het tot stand komen van de Neder
landse Bioscoopwet verbrak het enfant terrible"
zijn stilzwijgen, en de spraakzaamheid, waarvan
het plotseling tot veler spijt en schrik blijk gaf,
stelde hen, die met de uitvoering en toepassing der
wet belast waren, voor nieuwe vraagstukken, zodat
de moeilijkheden der keuringsorganen bij het ver
richten van hun taak aanzienlijk werden ver
meerderd.
In ons tijdperk van dynamische techniek en van
almacht der machines, schept de steeds gecompli
ceerder verhouding van de mens tot de machine,
tot de weergave, tot de industrie, tot de kunst, tel
kens nieuwe en ongekende levensproblemen, want
de ongelooflijke snelheid, waarmee de technocratie
voortschrijdt, is voor geen enkele wetgeving bij te
houden.
Ik zal, hoe aantrekkelijk dit ook moge zijn, hier
geen schets geven van het pionierswerk van onze
jonge jaren of van de vele en vooral sinds de be
vrijding toegenomen moeilijkheden bij het vervullen
van onze keuringsarbeid. Doch ik wil niet verhelen
dat meer dan ooit tevoren sinds 1945, herhaaldelijk
ons inzicht van het bepalen der grenzen, waar
strijd met openbare orde en goede zeden al of niet
een aanvang neemt, op een zware proef werd ge
steld. Uit hetgeen ik uit de laatste nummers van
het beroemde Engelse maandblad Sight and Sound
las over enkele zogenaamde anti-communistische
films, door de Centrale Commissie niet toegelaten,
bleek mij overigens dat velen in Engeland ten aan
zien van deze films onze bezwaren volkomen delen.
De film heeft thans de belangstelling en de
sympathie van de ganse wereld. In Nederland be
zochten in het jaar 1951 ruim 63.000.000 bezoekers
de bioscoop. Elf milliard bezoekers per jaar be
treden de bioscoop in de ganse wereld. Letterlijk en
figuurlijk als „Saltimbanque" met de Franse slag
opgegroeid in de kleine volkstheaters, heeft zij als
,,elderly lady" haar intrek genomen in de moderne
filmpaleizen, die in luxe en comfort met elkander
wedijveren en zelfs door koningen en staatshoof
den worden bezocht. Alle rangen en standen der
samenleving zijn vrijwel zonder uitzondering tot de
film bekeerd, en het staat even gekleed naar ,;Don
Camillo" te zijn gegaan, zijn reeds aangekondigde
„Terugkeer" met spanning tegemoet te zien, als
,,Androcles en de leeuw" te hebben bezocht.
De Blm heeft recht op waardering
De film groeide in enkele jaren tot een geestes-
uiting, die de gelijke is van de hoogste expressie
vormen, die de mens zich in het verleden heeft
eigen gemaakt. Een maatschappij zonder film, is
even ondenkbaar geworden, als een samenleving
zonder dichters, zonder schilders, zonder schrijvers
of zonder musici.
Talloze millioenen op aarde heeft de film vreugde
en ontspanning, een lach en een traan gebracht.
Charlie Chaplin heeft niet minder recht op mense
lijke waardering en dankbaarheid dan Charles
Dickens of Pasteur. Want zij allen hebben met de
gaven, die hun werden geschonken, en ieder op zijn
manier, zich voor het menselijk geluk, dat broos is
als het leven zelf, onsterfelijk gemaakt.
De film verkreeg een internationaal karakter er.
kan als kunst niet bestaan zonder uitwisseling tus
sen de volkeren. Deze uitwisseling is cultureel zo
wel als commercieel voor landen, die films produ
ceren zó belangrijk, dat b.v. Frankrijk in 1938 zelfs
een handelsverdrag sloot met Roemenië op grond
waarvan Franse films tegen Roemeense champagne
werden uitgewisseld.
De film als expressie van hetgeen het hart treft
rust allereerst op de vrijheid van de kunst, de uiting
van de individuele persoonlijkheid. „Kunst" zegt
proust „is het meest werkelijke dat bestaat, de
strengste levensschool en het werkelijk laatste oor
deel."
Men beklaagt zich te gemakkelijk over het ge
brek aan waarlijk grote en goede films. Ik zou hen,
die zulks doen willen herinneren aan de beroemde
samenspraak tussen Candide en de petit-abbé uit
Perigord, over de vraag hoeveel goede toneelstuk
ken er in Frankrijk waren. Hoeveel grote dichters,
schrijvers en beeldhouwers zijn er in onze tijd? Ik
geloof dat hun aantal zeer bescheiden is. Indien er
vijf of zes uitzonderlijke filmregisseurs zijn en er
vijf of zes bijzondere films per jaar uitkomen, dan
mag men de filmkunst niets verwijten. De film, zelfs
de middelmatige, kan een ieder van ons heel wat
leren, ook van ons zelf aan ons zelf.
Veelal vervult de film en ik denk daarbij
vooral aan de Franse en Italiaanse in moderne
vorm de rol van de oude moralisten zoals een Mon-
taigne, een Pascal, en Saint Francois de Sales of
La Rochefoucauld ieder op hun wijze moralisten
zijn geweest: Waarnemers en weergevers van wat
zij met hun scherp inzicht in het leven zagen, „riant
les faicz de nostre vie humaine", zoals Rabelais ge
tuigde. Meer nog dan de moralisten, die poogden
te doen begrijpen, wil de film vooral laten