gaat hier niet in de eerste plaats om de kwaliteit
van deze films maar om hetgeen de kinderen op
deze wijze over de film leren. Bij dit werk dient
de onderwijzer zich op de achtergrond te houden:
de kinderen moeten alles zélf doen. Daarbij blijkt
soms dat zelfs „achterlijke" kinderen bedoeld
worden hier kinderen, die het geschreven woord
moeilijk in zich opnemen en hanteren zich ver
rassend duidelijk door het visuele filmmiddel we
ten uit te drukken.
Aspecten der filmvorming in Nederland
De laatste referent op dit congres was Pater
Jac. Dirkse S.C.J., die een beknopte en heldere
uiteenzetting gaf over de aspecten van de filmvor
ming in Nederland vanwege of onder auspiciën
van de Katholieke Film Actie.
Velen van de congressisten waren niet weinig
verbaasd over hetgeen reeds door de K.F.A. op
dit gebied tot stand is gebracht. Zij geeft indivi
duele adviezen, verzorgt inleidingen voor film
liga's, heeft de vorming van een kader ter hand
genomen door het geven van cursussen voor
kweekscholen, vrouwenorganisaties, ouders,
jeugdleiders enz. Daarmede heeft de K.F.A. gelei
delijk aan haar activiteit van de m a s s a naar het
individu verlegd.
Pater Dirkse was het met de overige referenten
eens, dat het doel van de filmvorming dient te zijn
het prikkelen en ontwikkelen van de goede smaak
ten opzichte van de film, al is daarmede het ter
rein van de filmvorming nog niet geheel uitgeput.
Het kreheltje. een van de dierenfigxiren uit Marlen Toonders
tekenfilm in kleuren:
„DB GOUDEN VIS1'
Zij krijgt met name bij de katholieken een levens
beschouwelijke achtergrond, wat naar spreker
opmerkte nog niet zeggen wil dat men deze bij
de filmvorming op de voorgrond moet plaatsen.
De vraag welke methode bij de filmvorming
moet worden gevolgd kan in het huidige experi
mentele stadium niet worden opgelost. Men kan
op onderscheidene manieren te werk gaan, naar
gelang van de groepen tot welke men zich wendt.
Spreker hechtte de meeste waarde aan de verto
ning en bespreking van filmfragmenten en het be
zoek van jeugdgroepen met haar leiders aan
bioscopen met een daarop volgende gedachten-
wisseling over het geziene.
Pater Dirkse noemde het frappant, dat men hier
in Nederland, geheel onafhankelijk van elkaar,
dezelfde methoden blijkt te zijn gaan volgen als in
Engeland, wat wel bewijst dat men op de goede
weg is.
Met nadruk wees hij er op, dat men met de film
vorming niet alleen kan beogen de verbetering
van de goede smaak van het individu op het ge
bied van de film, maar vooral ook een verhoging
van het gehele ontwikkelingsniveau. De arbeid
van de filmdocent staat of valt met zijn liefde voor
de film zelf. Men kan mischien wel doctor in de
letteren worden zonder ook maar één gedicht naar
waarde te genieten, maar het is de filmdocent, die
niet houdt van het verschijnsel film, onmogelijk
aan degenen die hij onderrichten moet iets van
liefde voor de film bij te brengen.
Conclusie
Het congres kwam ten slotte met algemene
stemmen tot de uitspraak:
dat aan de filmvorming van de jeugd grote
waarde moet worden toegekend:
dat het gewenst is dat enkele
personen zich op het gebied van
de filmvorming zodanig bekwa
men, dat op hen een beroep kan
worden gedaan voor het geven
van voorlichting en leiding om de
scholing van filmdocenten in Ne
derland door te kunnen voeren;
dat nagegaan moet worden
onder welke bevolkings- en leef
tijdsgroepen de filmvorming tech
nisch het best zal kunnen worden
verwezenlijkt;
dat het Instituut Film en Jeugd
zich zal beraden op welke wijze
aan vorenvermelde uitspraken
uitvoering kan worden gegeven.
IWVi&W C&lJU