37 dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 27 Januari 1954 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam: dat aldaar verschenen zijn eiser persoonlijk en de heer J. Johannes, gemachtigde van gedaagde; dat eiser in hoofdzaak verklaard heeft, dat hij niet meer precies weet, hoe laat de copie van de film „Desire me" (De- vrouw van een ander) in zijn bezit is gekomen; dat ten ge volge van de extra voorstellingen welke in deze gebroken weken werden gegeven, het hem niet mogelijk was de copie voor de eerste voorstelling te controleren; dat hij anders ge wend is de copie steeds op Vrijdag voor de eerste voorstelling te controleren, maar dat deze ditmaal reeds op Donderdag (24 December 1953) des avonds om 8.00 uur moest worden vertoond; dat de Secretaris der Commissie hierna op verzoek van de Voorzitter heeft voorgelezen artikel 18 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond, luidende; „Gedurende de tijd, dat ingevolge de overeenkomst de huurder het film- en ander materiaal in zijn bezit heeft, is dat materiaal voor zijn rekening en risico en is hij ten volle aansprakelijk voor gehele of gedeeltelijke beschadi ging, vernieling of vermissing daarvan; het bedrag der uit dezen hoofde door de huurder te vergoeden schade wordt naar billijkheid vastgesteld. De huurder is gehouden om, indien hij ernstige aan merkingen heeft op de toestand, waarin het materiaal hem geleverd is, deze bezwaren onmiddellijk telegrafisch ter kennis van de verhuurder te brengen; bij gebreke van dien zal een en ander worden geacht in goede staat te zijn geleverd." dat eiser hierna in hoofdzaak verklaard heeft, dat het hem niet mogelijk was op Donderdagavond 24 December 1953 een telegram aan gedaagde te verzenden, aangezien het tele- graafkantoor ter plaatse reeds gesloten was; dat hem dit evenmin mogelijk was op de Eerste Kerstdag, zodat hij eerst op de Tweede Kerstdag 26 December 1953, een telegram aan gedaagde kon verzenden en zich ook telefonisch met ge daagde in verbinding heeft gesteld; dat hij ook op Donderdag 24 December getracht heeft gedaagde, telefonisch te bereiken, maar dat het kantoor van gedaagde toen reeds gesloten was. zodat hij geen gehoor kreeg; dat hij de beschadigde copie slechts op Donderdag, Vrijdag en Zaterdag heelt vertoond en dat hij in de voorstelling van Maandag 28 December een andere copie van dezelfde film tei vertoning heeft gebracht; dat hij voorts aan de Commissie overlegt schriftelijke ver klaringen van een aantal bezoekers, waarin deze hun teleur stelling uiten over de slechte toestand waarin de film ,,De vrouw van een ander" verkeerde, welke verklaringen zijn gegeven door: A. Bolhuis, Snelgersmastraat 6; A. W. Blom, Koningstraat 23; P. Hoogakker, Prof. de Blecourtstraat 6; D. Ph. Hansen; G. S. Eerkes, Wachtmeester Ie Klas der Rijkspolitie; D. Meter, Bolwerk 14; F. J. E. Vogt, Corn. AJ- bertstraat 11; E. J. Ketelaar, Stedeveldlaan 12; E. Hommes, Patrimoniumstraat; A. Tilman-De Vries, Stedeveldlaan 6; N. J. E Dijkstra, allen wonende te Appingedam; dat de heer J. Johannes namens gedaagde hierop in hoofd zaak geantwoord heeft, dat de onderhavige copie van de film Desire me" in de periode van 23 Juli tot 15 Oct. 1953 was afgestaan voor voorstellingen aan boord van het motor- schip „Sibajak" en dat de copie ten kantore van gedaagde na terugkomst van de Sibajak is gecontroleerd; dat blijkens dit rapport de copie verkeerde in de „conditie 2" hetgeen betekent dat de copie weliswaar minder goed was, maar nog wel geschikt voor vertoning; dat de Voorzitter der Commissie hierop gevraagd heeft of gedaagde er zeker van is, dat deze controle deugdelijk is uitgevoerd; dat de heer JdJiannes namens gedaagde hierop geantwoord heeft, dat hem dat niet met zekerheid bekend is, maar dat hij aanneemt dat er een behoorlijke controle heeft plaats gevon den; dat de copie in September 1951 in het Ctty Theater te 's-Gravenhage in premiere is vertoond en dat uit het roulatie- schema blijkt, dat deze copie voordat zij naar de Sibajak ging. in vijftien verschillende theaters is vertoond en dat zij bovendien tweemaal op zicht is gezonden; dat aan boord van de Sibajak vier vertoningen met de film hebben plaats ge vonden; dat gedaagde van mening is dat eiser geen schade heeft geleden aangezien hij met de onderhavige film de op drie na hoogste recette heeft gemaakt van alle films welke gedaagde heeft geleverd; dat de Voorzitter der Commissie vervolgens heeft gevraagd waarom gedaagde in gebreke is gebleven met de beantwoor ding van eisers brieven van 26 December 1953 en 8 Januari 1954, waarin op regeling van de schade is aangedrongen; dat de heer Johannes namens gedaagde hierop heeft geant woord, dat gedaagde het betreurt, dat de correspondentie van eiser door een misverstand onbeantwoord is gebleven; dat gedaagde echter niet bereid was op de door eiser gevorderde schadevergoeding ten bedrage van 1.000,— in te gaan; dat hel hem niet hekend is of er op andere basis een regeling getroffen had kunnen worden; dat de Voorzitter hiermede het verhoor voor geëindigd heeft verklaard en dat de Commissie vervolgens de beschadigde copie van de film „Desire me" heeft bezichtigd; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is gere geld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat de door gedaagde aan eiser geleverde copie (de zoge naamde C-copie) van de film Desire me" op vele plaatsen door zware kabels over het beeld zodanig beschadigd is, dat zij niet geschikt kan worden geacht voor openbare vertoning in een bioscoop; dat eiser geacht moet worden te hebben voldaan aan her. bepaalde in artikel 18 van de Bondsvoorwaarden met betrek king tot het zo spoedig ter kennis van gedaagde brengen van zijn bezwaren tegen de toestand, waarin de film hem is gele verd, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat het hem in de avond van de 24ste en de 25ste gedurende de ge hele dag niet mogelijk was een telegram aan gedaagde te verzenden en hij er ook niet in geslaagd is op die dagen gedaagde telefonisch te bereiken, waarin hij eerst op 26 December is geslaagd; dat derhalve aangenomen moet worden, dat de onderhavige copie reeds in een ernstig beschadigde toestand verkeerde, toen gedaagde haar aan eiser heeft verzonden en dat derhal ve gedaagde aansprakelijk moet worden geacht voor de door eiser geleden schade en de door hem in verband met deze zaak gemaakte onkosten; dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het zakenverkeer tussen de leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond betamelijk moet worden geacht door in ge breke te blijven met de beantwoording van de tot haar ge richte brieven van 26 December 1953 en 8 Januari 1954 van eiser; dat uit de door eiser aan de Commissie overlegde schrif telijke verklaringen van bezoekers weliswaar kan worden ge concludeerd, dat de goede reputatie van eiser door de verto ning van de beschadigde copie van „Desire me" enigszins te lijden heeft gehad, maar dat nergens uit blijkt, dat deze schade een bedrag van f 1.000,zoals eiser gevorderd heeft

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 38