29
9?iet
zo
Overeenkomstig hetgeen in de vorige aflevering
van dit Orgaan werd aangekondigd, zullen wij
ditmaal een overzicht geven van de filmbeschadi-
gingen, welke veroorzaakt kunnen worden door
gebreken aan het mechanische gedeelte der appa
ratuur of een onjuiste behandeling der installatie
respectievelijk het filmmateriaal.
Laat ons gemakshalve de projector van boven
naar beneden in beschouwing nemen. Allereerst
komen wij dan bij de bovenspoel.
Spoelen moeten steeds zuiver vlak zijn aan de
buitenzijden. Is dat niet het geval, dan krijgen wij
te doen met z.g. slingerende spoelen (zie afbeel
ding), die de film bij het ronddraaien steeds
raken en wel naarmate de filmrol kleiner
wordt en dus de spoel sneller gaat draaien,
Voorbeeld van een
ondeugdelijke spoel
AenB: vergrotingen van ernstig
versleten tanden der tamboer
steeds vaker en harder. Men loopt hierdoor
groot gevaar de perforatie te beschadigen.
Hetzelfde doet zich voor wanneer het lager
van de spoel is uitgesleten. Slingerende spoelen of
spoelen met uitgelopen lagers moeten dan ook
steeds zo snel mogelijk worden vervangen.
Nadat de film de bovenspoel heeft verlaten pas
seert zij de boven-doofkamer, ook wel genaamd
brandslot. Deze doofkamers hebben met het oog
op hun functie een vrij nauwe opening en er moet
daarom steeds op worden toegezien, dat de film
vrij blijft van de wanden der doof kamer. Zij be
hoort dus alleen op de perforatierand te dragen.
Loopt de film, bijvoorbeeld doordat de verhoogde
randen waarop de perforatie behoort te rusten.
zijn versleten, in het midden van de doofkamers
aan, dan ontstaan daar reeds spoedig zichtbare
slijtplekkcn en moeten de doofkamers ter vermij
ding van bekabeling der film worden vernieuwd
of uitgeslepen.
De geleiderollen, die zich aan de in- en uitgang
der doofkamers bevinden, moeten steeds goed
meelopen en daarom regelmatig gereinigd en ge
controleerd worden. Gaan deze rolletjes n.1. door
filmstof vastzitten, dan ontstaan spoedig platte
kanten, waardoor onder andere de perforatie kan
worden beschadigd.
De film komt vervolgens bij de boventransport-
rol, waarbij er steeds op gelet moet worden, dat de
tanden van deze rol in goede staat verkeren. De
boventransportrol trekt n.1. de film uit de boven-
trommel en raakt dus de film (die immers met de
beelden ondersteboven de trommel verlaat)
steeds aan de bovenkant van de perforatiegaatjes.
Zijn de tanden versleten op de plaats, waarmede
zij de film steeds voorttrekken, dan bestaat het
gevaar, dat zij gaan haken en daardoor de perfo
ratie beschadigen (Zie afbeeldingen).
B
In dat geval kan de betreffende rol worden
omgedraaid, waardoor de tanden met de andere,
nog onbeschadigde, zijde dienst gaan doen.
Na lezing van het vorenstaande behoeft het
geen betoog, dat wanneer de bovenfrictie te strak
is gesteld, de boventransportrol te zwaar moet
trekken en de perforatie na verloop van tijd zal
inscheuren. Deze inscheuringen, die gepaard gaan
met een versnelde slijtage der tanden, zijn dan te
zien aan de bovenzijde der perforatiegaatjes.
Het inscheuren van de perforatie is op dezelfde
plaats te zien wanneer de tamboer, zijnde de
transportrol, die op de bovenste transportrol volgt,
te zwaar moet trekken. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn wanneer de koeven, die zich in het
filmvenster bevinden, te zwaar zijn aangedraaid
of doordat zich in het venster filmvuil heeft opge
hoopt. Dit laatste gebeurt bij de vertoning van
nieuwe en dus meestal verse copieën tamelijk snel,
zodat het zaak is het filmvenster na iedere acte
schoon te maken, althans te controleren of reini
ging noodzakelijk is. Men vermijdt hierdoor be
halve schade aan de perforatie ook het ontstaan
van kabels, die veroorzaakt kunnen worden wan
neer filmvuil de gelegenheid krijgt zich ergens in
het filmvenster vast te zetten in een mate, dat het
de film gaat raken.
Vooral verse copieën, waarvan de emulsie nog
zacht is, zijn voor beschadiging uiterst gevoelig en
dienen derhalve met de grootste omzichtigheid te
worden behandeld.
In het filmvenster treffen wij verder dikwijls aan
een zogenaamd filmsleetje met geluidsafdekking,
dat wil zeggen een uitstekende rand, waarmede
het geluidspoor wordt afgedekt. Deze sleetjes
moeten worden beplakt met vilt of fluweelband,
doch het komt herhaaldelijk voor. dat dit wordt
vergeten. De film loopt dan met de geluidsband
over deze afdekrand met als gevolg: kabels over
de geluidsband. Aangezien op deze wijze het ge
luid in één keer volledig kan worden bedorven,
verdient dit punt de grootst mogelijke aandacht.
Het mag als bekend worden verondersteld, dat
de fluweelband-bekleding van de filmsleetjes niet
slechts dient om de film van de afdekrand
vrij te houden maar in hoofdzaak om aan-
koeken van filmvuil tegen te gaan. Filmvuil,
in hoofdzaak bestaande uit afslijpsel van de
emulsie der film, zet zich n.1. zeer stevig vast op
metaal en het fluweelband heeft dan ook tot taak
dit vuil op te vangen. Bij oude copieën, die veel
minder vuil afzetten, is het gebruik van ^fluweel-
sleetjes" dus niet zo noodzakelijk, zeker niet wan
neer de perforatie reeds enigermate is beschadigd,
omdat in dat geval een groot risico bestaat, dat de
beschadigde perforatiehoekjes in het fluweel blij
ven haken en verder inscheuren. Ook in dit geval
moeten echter steeds maatregelen genomen wor
den waardoor de eventueel aanwezige geluidsal-
dekking niet met de film in aanraking kan komen.
Dat het fuweeiband regelmatig moet worden ge
reinigd respectievelijk vervangen, opdat het niet
hard wordt, zal een ieder duidelijk zijn.
Wanneer, zoals zojuist gezegd, de tamboer te
hard moet trekken, ontstaat ook hier nodeloos
snelle slijtage van de tanden, nog afgezien van de
extra slijtage van het aan de tamboer verbonden
maiteserkruismechanisme.
Wil men de tamboer omdraaien, teneinde ook
de andere zijde der tanden te benutten, dan moet
de demontage met de grootste zorg geschieden
(steeds een zogenaamde tamboertrekker gebrui
ken waarvoor wij verwijzen naar de hierbij gepu
bliceerde foto's die zijn overgenomen uit ,,Kino-
technische Mitteilungen Zeis Ikon Bild und Ton
Stuttgart), omdat bij ruwe demontage de tam-
boeras verbogen kan worden, waardoor de tam
boer gaat slingeren, de perforatie beschadigd kan
worden en reeds bij een zeer geringe afwijking
geen rustig beeld meer te verkrijgen is.
De tamboer wordt steeds gevolgd door verende
aandrukrollen, die tot taak hebben te verhinderen,
dat de film van de tamboer afloopt. Tussen deze
rollen en de tamboer moeten steeds twee filmdikten
ruimte zijn, zodat ook lassen gemakkelijk kunnen
passeren. Dit geldt overigens ook ten aanzien van
de andere aandrukrollen, die de transportrollen
maar zó (tamboertrekker)
;■>■:-;'■■■■
SIEIIWS UIT
R^?^sSsyögS
umi