34
UITSPRAAK COMMISSIE VAN GESCHILLEN
op het voorschrift van het etiket staat, dat de bolle kant naar
binnen moet worden gespoeld; dat in dit geval de bolle kant
de beeldkant is;
OVERWEGENDE:
dat appellante lid en geïntimeerde donateur is van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde
in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-
Bondsreglement alle geschillen tussen leden en donateurs
van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn
onderworpen aan Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat
Arbitrage-Bondsreglement;
dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van het onder
havige geschil in hoger beroep kennis te nemen en daarin
uitspraak te doen als arbitrage-college in tweede en hoogste
instantie;
dat appellante overeenkomstig het daaromtrent in het
Arbitrage-Bondsreglement bepaalde tijdig in beroep is ge
komen;
dat appellante's grief tegen het vonnis van de Commissie
van Geschillen is, dat deze haar haar vordering heeft ont
zegd, omdat zij in gebreke was gebleven te bewijzen, dat de
geregenereerde copie van de film „Kinderogen" niet in goede
staat door geïntimeerde zou zijn afgeleverd;
dat appellante weliswaar voor de Raad haar standpunt
gehandhaafd heeft, dat de beschadiging van de copie ver
oorzaakt is door een verkeerde bewerking door geïntimeerde
en aangeboden heeft dit te bewijzen, maar daarin ook voor
de Raad niet is geslaagd, aangezien zij in gebreke is geble
ven nieuw bewijsmateriaal aan te voeren met betrekking tot
de staat waarin de copie verkeerde toen deze het laborato
rium van geïntimeerde verliet na de eerste bewerking om
streeks 3 Februari 1953 de resultaten van de herbewerking
na 14 Mei ter redressering van de inmiddels na de vertoning
van de film in Velden en Roermond geconstateerde ernstige
beschadigingen, kunnen niet ten bewijze van de staat voor
deze vertoningen worden aangevoerd weshalve zich voor
de Raad bij zijn onderzoek geen nieuwe aspecten hebben
voorgedaan, en hij de Commissie geheel in haar oordeel moet
volgen;
dat immers uit het feit, dat appellante op 3 Februari 1953,
nadat de door geïntimeerde geregenereerde copie alvorens
naar Velden te worden gezonden voor appellante door de
chef van het laboratorium van de N.V. Profilti was door
gedraaid slechts aan geïntimeerde schreef, dat de copie bol
stond noch van abnormale hardheid noch van hoekigheid
van de copie wordt gewaagd hetgeen blijkens de gedrukte
gebruiksaanwijzing door geïntimeerde in de filmdoos geplakt
kennelijk een normaal gevolg van het procédé was, en de
copie zonder commentaar naar de bioscoop in Velden door
zond, slechts kan worden geconcludeerd, voor het tegen
deel geen ander bewijs geleverd zijnde dat de staat,
\yaarin de copie na de bewerking door geïntimeerde ver
keerde, toezending aan de exploitant wettigde, dat wil zeggen,
appellante haar toen in goede en bruikbare staat achtte, zodat
de beschadiging later door onjuiste behandeling van de copie
moet zijn ontstaan;
dat overigens niet onwaarschijnlijk is, dat de schade door
onjuiste behandeling in Velden respectievelijk Roermond is
ontstaan, aangezien uit alle stukken en verklaringen naar
voren komt, dat men daar de film met de beeldkant naar
buiten heeft opgespoeld, terwijl de gebruiksaanwijzing voor
schreef dat zulks met de bolle kant naar binnen behoorde te
geschieden, hetgeen in dit geval zoals de Raad aan de hand
van een stuk van de copie is aangetoond de beeldkant is;
dat op grond van het vorenstaande het vonnis van de
Commissie van Geschillen moet worden bevestigd en appel
lante moet worden veroordeeld tot betaling van de arbitrage-
kosten in beide instanties, welke kosten in tweede instantie
worden bepaald op 100,zodat deze in totaal 150.
komen te bedragen.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP ALS GOEDE
MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
BEVESTIGT het vonnis van de Commissie van Geschil
len, waarvan beroep;
VEROORDEELT appellante tot betaling van de geschil-
kosten in beide instanties, in totaal bedragende 150.—
(één honderd en vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op
15 Maart 1954
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KA
MER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het vol
gende arbitrale vonnis gewezen.
In zake:
N.V. FILMFABRIEK PROFILTI, gevestigd te *s-Graven-
hage en kantoorhoudende aldaar aan de Boslaan 3, eiseres,
contra
N.V: HAGHE FILM, gevestigd te 's-Gravenhage en kan
toorhoudende aldaar aan de Waldorpstraat 8, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request dd. 10 Januari 1953 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk reguest
een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd
wordt als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting .gehouden op Woensdag 18 Maart 1953 op het Bonds
bureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn C. S^ Roem en Mr. D. Schuur,
respectievelijk directeur en rechtskundig raadsman van eise-
res en voorts W. Mullens Jr., Mr. R. H. Dijkstra en L. N.
van Velzen, respectievelijk directeur, rechtskundig adviseur
en bedrijfsleider van gedaagde;
dat Mr. Schuur namens eiseres verklaard heeft, dat op
pagina 2 van het request, waarmede het geschil is aanhangig
gemaakt, een typefout voorkomt; vermeld is namelijk dat de
prijs voor journaalfilmcopieën bij belangrijke kwanta zou
dalen tot uiterlijk 21% cent; deze prijs moet echter zijn 21/4
cent per meter;
dat Mr. R. H. Dijkstra namens gedaagde in hoofdzaak
heeft verklaard, dat het aan twijfel onderhevig is of de
Commissie van Geschillen wel heeft te beoordelen, of er in
het onderhavige geval sprake is van een overtreding van de
tussen de filmfabrikanten gesloten overeenkomst; dat de
Commissie van Geschillen deze vraag in haar vonnis van
23 April 1951 betreffende het eerste geschil bevestigend heeft
beantwoord, doch dat de Raad van Beroep het tegenoverge
stelde standpunt heeft ingenomen, de vordering van eiseres
niet-ontvankelijk heeft verklaard en het vonnis van de Com
missie van Geschillen heeft vernietigd; dat ook de Commissie
van Geschillen aan de uitspraak van de Raad van Beroep
gebonden is en dat een nieuwe arbitrage in dezelfde zaak
deswege principieel onmogelijk is gemaakt;
dat Mr. Schuur namens eiseres hierop in hoofdzaak heeft
geantwoord, dat er in het vorige geschil door de Raad van
Beroep geen enkele materiële beslissing is genomen; dat eise
res zich thans heeft los gemaakt van de beslissing der fabri
kantenvergadering, waarop haar oorspronkelijke vordering
steunde en thans een vordering tegen gedaagde heeft inge-