l^erzijdi 12 vooral bij de onbedorven jongeren, de bekende lachsalvo's wekt een lustbevrediging, die niet uit het geestelijke voortkomt, maar door een schokken van het middenrif met zijn vasomotori- sche spanningen en ontspanningen tot een zuiver physiek eindstation voert." Aan het vorenstaande zou men moeilijk een mo tivering kunnen ontlenen om de bedoelde film genres, welke ongetwijfeld sterke sensatie-elemen ten bevatten, met een zwaardere belasting te tref fen. En nu kan men wel weer aanvoeren, dat de betrokken verordening uitsluitend beoogde „over wegend" sensationele films. Maar wie zal op wiens gezag uitmaken in hoeverre er van „overwegend" sprake is? Het feit alleen dat de Raad aan Burge meester en Wethouders de bevoegdheid geeft hier een oordeel te vellen stempelt dit College nog niet tot arbiter elegantiarum. Wij spraken zoeven van „moralisten" en be doelden daarmede niets denigrerends, maar wil den er slechts op wijzen dat de zucht om te pas en te onpas over de film te moraliseren een vrij algemeen voorkomend verschijnsel is en niet eens zoals men al gauw zou willen aannemen een typisch Nederlandse eigenschap. Tom OBrien, de filmspecialist van de Britse Labour- party, slaakte enige jaren geleden tijdens de film- debatten in het Lagerhuis de verzuchting: „Mijn heer de Voorzitter! Als het over kolen of staal gaat is men wel geneigd de adviezen en rapporten van deskundigen te aanvaarden. Als het echter over „de film" gaat, verbeeldt ieder zich een des kundige te zijn en over dit onderwerp te pas en te onpas mee te kunnen praten". De Raad van de gemeente Hillegom had daar om wat meer vertrouwen kunnen tonen in de uit spraken van de instantie, welke niet alleen op grond van de wet maar ook uit een practische er varing van tientallen jaren met deze materie ver trouwd is, de Centrale Commissie voor de Film keuring, die algemeen zoveel gezag geniet, dat men aan mag nemen, dat films met een ongezonde sensationele strekking als zijnde in strijd met de openbare orde en de goede zeden niet voor open bare vertoning toelaatbaar worden verklaard. Ook Gedeputeerde Staten bleken van de onuit voerbaarheid van de onderhavige bepaling over tuigd en zonden de verordening terug. Gezien het prae-advies van het in de vergadering van Woensdag 30 Juni j.1. aanvaarde voorstel tot het schrappen van de 30 -heffing deelden Burge meester en Wethouders de opvatting van Gede puteerde Staten. Zodra de Koninklijke goedkeuring zal zijn ver kregen zullen dus in de gemeente Hillegom alle filmvoorstellingen belast worden met 20 uitge zonderd de zogenaamde artikel 1-films, welke aan een tarief van slechts 10 zijn onderworpen. IN het hoofdstuk „Nederlandse Film industrie" van het verslag over 1953 van de Nederlandsche Bioscoop Bond werd met betrekking tot de stiefmoederlijke behandeling, welke de Nederlandse film van de zijde van de Overheid ondervindt onder meer het volgende opgemerkt: .Reeds lang heeft de Nederlandse filmer opgehou den zich af te vragen welke motivering wel ten grond slag kan liggen aan een beleid, dat de Nederlandse speelfilm, die als nationaal creatief element een be langrijke en wel, gezien haar contact met de brede lagen der bevolking, een uiterst belangrijke tak is van het Nederlandse culturele bedrijf, even zwaar of mogelijk zwaarder belast dan de producten van bij voorbeeld de genotmiddelenindustrie. Hij weet immers zeer wel, dat men dit beleid niet met de hand op het hart kan verdedigen. Niet zonder bitterheid heeft hij daarom nog gedurende het verslagjaar moeten consta teren welk een schrille tegenstelling er bijvoorbeeld bestaat tussen de coulante wijze waarop tientallen mil- lioenen guldens worden toegekend aan de pas ge arriveerde televisie, die maar enkele duizenden gefor tuneerde kijkers bestrijkt, en de fiscale discriminatie van de Nederlandse film, die millioenen landgenoten kan bereiken, en ten slotte niet om subsidies vraagt maar enkel en alleen om een redelijke bestaansmoge lijkheid, welke haar wordt onthouden." Deze begrijpelijke verzuchting kwam een der redacteuren van „V r ij Nederland" blijkbaar zó onbegrijpelijk voor, dat hij in de rubriek „Ter zijde" onder de titel „Discriminatie?" op 19 Juni j.1. het volgende verwarde commentaar schreef: „Bitter en verongelijkt heeft de Bioscoop-Bond on langs geconstateerd, dat de Overheid wel tientallen millioenen guldens wegschenkt aan de televisie, „een pas gearriveerd medium met enkele duizenden gefor tuneerde kijkers," maar anderzijds de film, die drie millioen landgenoten kan bereiken, fiscaal discrimi neert. Nu mag men toch wel tegenwerpen, dat de fiscus ook de televisie niet met fluwelen handschoen tjes aanpakt: denk eens aan het hoge kijkgeld (bij zo weinig zenduren), denk eens aan de belasting op de T.V.-toestellen. En bovendien: de televisie krijgt die overheidssteun niet ondanks het geringe aantal kijkers maar juist omdat er zo weinig zijn. Het is een normale belegging in een jong product met grote mogelijk heden. Wij vinden het best, als de Bioscoop-Bond protes teert tegen de hoge belastingen, maar als hij daarbij

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 13