gebruik te maken. Overigens moet naar onze me
ning wel terdege rekening worden gehouden met
de ook voor toneelgezelschappen e.d. zo sterk ge
stegen exploitatiekosten. Nog vrij onlangs bereikte
ons een verzoek van de zijde van de Vereniging
van Schouwburgdirecties in Nederland, gevestigd
te Alkmaar, van Juli 1954, om op die gronden een
verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor
toneelvoorstellingen e.d. te bewerkstelligen. Dit
verzoek door ons afgewezen wijst er wel op
dat thans stellig niet de tijd is aangebroken om tot
belastingverhoging, hoe gering.ook, over te gaan.
Wij concluderen dus, dat zowel de belangen van
de instellingen als bedoeld, als het welbegrepen
eigen belang van de gemeente, een beletsel vor
men de weg naar belastingverhoging in te slaan.
Een uniform tarief voor de vermakelijkheidsbe
lasting de wenselijkheid daarvan wordt onzer
zijds eveneens voorgestaan kan dus niet anders
betekenen dan het alsnog terugbrengen van het
heffingspercentage voor de bioscopen tot 20. Wij
hebben hieromtrent in ons eerder aangehaald
voorstel van 6 Juli 1954 reeds uitvoerig ons ge
voelen kenbaar gemaakt. Onze gedachten over dit
vraagstuk zijn sindsdien niet veranderd. Nog
steeds kunen wij niet inzien, op welke redelijke
gronden het vermaak zwaarder moet worden be
last zodra dit niet in een schouwburgzaal, in een
circustent, op kermissen of bij sportevenementen,
doch in een bioscoop plaats vindt. Zo beschouwd
komt een uniforme heffing voor alle soorten van
vermaak de redelijkheid het meest nabij en zal
jaren bestaande onbillijkheid worden wegge
nomen."
Ons saluut aan het Gemeentebestuur van Hil
versum voor deze openhartige verklaring en voor
het begrip, dat zij hierbij aan de dag legt voor de
positie van het bioscoopbedrijf. Deze verklaring
stemt ons temeer tot voldoening, omdat zij mede
een bevestiging betekent van hetgeen wij hier
gedurende zes jaar zonder ophouden hebben be
toogd.
Tenslotte onze Hilversumse leden proficiat met
het resultaat, dat niet in de laatste plaats te dan
ken is aan hun beleidvolle activiteit.
NA aanvankelijke aarzeling heeft de Ge
meenteraad van Arnhem met grote meer
derheid van stemmen besloten tot deel
neming in een garantiefonds voor de
organisatie van een Internationale Film-
week in Arnhem. Dit besluit heeft in de eerste
plaats betekenis voor de Gelderse hoofdstad. Im
mers, de organisatie van een filmmanifestatie van
enige allure, noch het welslagen daarvan stond of
viel met de Arnhemse deelneming in een voor dit
doel te stichten garantiefonds, maar wel zou de
keuze van de plaats waar dit filmfestijn zich zou
gaan voltrekken hierdoor worden beïnvloed.
Dat het intussen Arnhem is geworden, is mede
te danken aan het wakkere bestuur dezer gemeen
te, hetwelk een open oog heeft voor de ontwikke
lingskansen van de stad en onbevooroordeeld de
film als bron van ontwikkeling en ontspanning
tegemoet treedt.
Niet in het minst ook dankt Arnhem dit aan de
directie van het nieuwe Rembrandt Theater, die
de gedachte van een filmweek in Arnhem reeds
meermalen heeft gelanceerd en die door de schep
ping van een prachtig geoutilleerde bioscoop als het
ware een centrum heeft gevestigd, waar de hoogte
punten van het filmgebeuren zich kunnen voltrek
ken. Het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf
heeft blijk gegeven een Internationale Filmweek,
mits deze op een behoorlijk niveau kan worden
gehouden en mits aan bepaalde voorwaarden kan
filmweek Hrnhem