Nieuws uit de eabine Doekbelichting (vervolg) Filmkoeling ■r In onze vorige publicatie schreven wij over de bescher ming van de spiegel als onderdeel van het optische systeem dat een juiste doekbelichting bewerkstelligt. Niet alleen de spiegel, maar ook eventuele condensors, alsmede de objectieven moeten beschermd worden tegen te sterke verhitting. Het behoeft waarschijnlijk geen nadere uitleg, dat een plotselinge afkoeling van uit glas bestaande optische onderdelen van hel projectiesysteem altijd schadelijk is. Zo is het voor de spiegel en de condensor(s)die zich in het lampenhuis bevinden, gevaarlijk als na het uit schakelen van de booglamp de deur van het lampenhuis onmiddellijk wordt geopend, waardoor koudere lucht tot de verhitte onderdelen wordt toegelaten. De spiegel of de condensor kan dan barsten. 'Een tweede punt, waarop gelet moet worden is, dal: spiegels en condensors steeds los in hun vattingen moeten zitten. Er moet immers voor deze onderdelen, die zeer heet worden, gelegenheid bestaan uit te zetten. Bij de objectieven doet zich soms een bijzondere storing voor als gevolg van te grote verhitting. Speciaal kan men die aantreffen bij projectoren, die nog zijn uitgerust met een voorvlinder. Bij deze projectoren gaat namelijk de volledige lichtbundel door de objectieven, terwijl bij toe passing van een achtervlinder reeds 50 van het licht wordt onderschept voordat het objectief is bereikt. Bij de heden ten dage in gebruik zijnde samengestelde objectieven worden namelijk verschillende lenzen inwen dig aan elkaar „gekit". Deze kit, zijnde een soort kleef- middel, is volkomen doorzichtig, doch het kan gebeuren, dat bij sterke verhitting een deel er van smelt, waardoor men in het objectief een wazige vlek kan waarnemen, die er uit ziet alsof zich op de binnenzijde van de lenzen een olievlek bevindt. De beeldkwaliteit wordt hierdoor van zelfsprekend geschaad. De enige remedie is een deugdelijke koeling van het objectief toe te passen. Wanneer ook dit niet voldoende helpt, dan zal moeten worden overgegaan tot toepassing van een achtervlinder al of niet gecombineerd met koeling van het objectief. Ook het schoonhouden van spiegels, condensors en objectieven, benevens dat der cabinevensters, vereist de nodige zorg. Het mag als bekend worden verondersteld, dat de spiegels en condensors'steeds aan de randen moeten wor den aangepakt, omdat achtergebleven vingerafdrukken bij verhitting zullen inbranden en dan practisch niet meer zijn te verwijderen. Het schoonmaken geschiedt natuurlijk steeds met zeer zachte materialen, waarbij bijvoorbeeld olievlekken met een weinig spiritus verwijderd kunnen worden. Na verloop van tijd gaat de lichthoeveelheid, welke de booglamp produceert, geleidelijk achteruit. Dit gaat meestal zo langzaam, dat het practisch niet opvalt. De oorzaak is het slechter worden van de spiegel, ten eerste door de vermindering van de reflectiecapaciteit van de zilverlaag en ten tweede door het mat worden van de glasoppervlakte van de spiegel. Bij gebruik van Hl-kool- spitsen komt daar nog bij de beschadiging van de glas oppervlakte door koperspatjes. 18 De blauwachtige aanslag, die men bij gebruik van Hl-kolen na verloop van tijd op de spiegel kan waar nemen, dient regelmatig, bijvoorbeeld met behulp van een zachte linnen doek, te worden verwijderd. Laat men dit te lang achterwege, dan brandt deze aanslag in en is de spiegel bedorven. Onvoldoende of ongelijkmatige belichting kan verder het gevolg zijn van een gebrekkige instelling van het optische systeem. Het is van veel belang, dat alle onderdelen die met de beeldvorming te maken hebben nauwkeurig op de optische as van de apparatuur worden ingesteld. Deze optische as wordt gevormd door een denkbeeldige lijn, die vanaf het middelpunt der spiegel loopt door het midden van de krater, het beeldvenster, het objectief en vervolgens mid den in het doek uitkomt. Men kan dit controleren met behulp van een zuiver rechte, ronde, stalen staaf van voldoende lengte en een metalen cylindertje, dat precies in de objectiefhouder past en in het midden een zuiver rond gat heeft met een diameter ter dikte van de contrölestaaf. De staaf wordt vervolgens door dit gat geleid, door het filmvenster, door de koolhouders en moet tenslotte in het hart van de spiegel uitkomen. Er blijkt daarbij onmiddellijk of de verschil lende optische delen zich op de juiste plaatsen bevinden. Wanneer al deze maatregelen zijn genomen is men ervan verzekerd, dat de maximale doekbelichting verkregen kan worden. Dan moet er nog slechts voor worden gezorgd, dat ook het projectiedoek zelf in orde is. Over dit onderwerp zullen wij in de volgende en laatste, publicatie in deze serie de nodige gegevens verstrekken. Ten onrechte wordt de laatste tijd herhaaldelijk gehoord, dat nu allerwege gebruik wordt gemaakt van het moeilijk brandbare filmmateriaal, dat in de wandeling gewoonlijk ..onbrandbaar" wordt genoemd, filmkoeling overbodig zou zijn geworden. Dit is echter geenszins juist. De filmkoeling dient immers niet alleen om filmbrand te vermijden, maar ook om de film zelf en het film- vensterhuis tegen overmatige verhitting te beschermen. Dit HHBk De gevolgen van onvoldoende filmkoeling

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 20