breking van een gemaakte afspraak. Ik hel) daarbij tevens te kennen gegeven bereid te zijn nogmaals over deze kwestie te praten. Dit is op 5 October gebeurd. Tijdens deze tweede bespreking bracht de heer Kijzer naar voren, dat hij de overtuiging had de films „Meisjes zonder beroep" en „Het huis onder verden king" beter te kunnen plaatsen dan op de door mij voorgestelde wijze. Overigens zei hij nog vrij te zijn. Ik heb daarop gesteld, dat wilsovereenstemming was bereikt voor drie films en dat het niet aanging twee films vrij te geven ten einde „AU Baba" te krijgen. Ik heb mij er over verwonderd, dat de heer Kijzer naar voren bracht niet te willen onderhan delen onder de druk van een geschil. Ik heb mij namelijk op het standpunt gesteld, dat partijen er van uit behoren te gaan, dat wilsovereenstemming was bereikt en dat op die basis verder kon worden gepraat. Wanneer er bijvoorbeeld moeilijkheden zouden rijzen ten opzichte van het buitenland, valt daarover altijd te praten, doch op 25 September is een zaak gedaan en wanneer deze kwestie niet in der minne kan worden afgewikkeld, blijft slechts de mogelijkheid van een geschil over." dat de Voorzitter der Commissie hierop aan Mr. Wilton ge vraagd heeft, welke aanleiding er was voor een tweede bespreking tussen partijen op 5 October, nu reeds daarvoor was gebleken, dat partijen het niet met elkaar eens waren over de vraag, of er wils overeenstemming was bereikt; dat Mr. Wilton namens eiseres hierop geantwoord heeft, dat hij de heer Kijzer de kans wilde geven de affaire in het reine te brengen: dat de tweede bespreking met de heer Kijzer gearran geerd is door bemiddeling van Mr. Meerburg, met wie het City Concern regelmatig contact heeft; dat het onderhoud met de heer Kijzer op 25 September zeker drie uur heeft geduurd en dat de echtgenote van Mr. Wilton bij het uitlaten aan de heer Kijzer heeft gevraagd, of hij goede zaken had gedaan, waaron deze geant woord heeft, dat de resultaten dit zouden moeten uitwijzen: dat ook hieruit blijkt, dat partijen het eens waren geworden; dat de heer Kijzer namens gedaagde vervolgens verklaard heeft, dat Mr. Wilton inderdaad met Mr. Meerburg over de brief van gedaagde van 27 September heeft getelefoneerd en daarbij gezegd heeft, dat bij de weigering van gedaagde ten zeerste betreurde; dat Mr. Meerburg vervolgens de heer Kijzer in Parijs heeft opgebeld om hem hiervan in kennis te stellen en dat de heer Kijzer daarop te kennen heeft gegeven, dat hij bereid was tot het voeren van een tweede bespreking, indien Mr. Wilton de oorspronkelijk aangeboden condities wilde wijzigen; dat de heer Kijzer uit de woorden van Mr. Meerburg namelijk begrepen had, dat de deur voor verdere onderhandelingen openstond: dat de heer Kijzer overigens ontkent tegen Mevrouw Wilton woorden te hebben gesproken, waaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat er op 25 September een zaak tot stand zou zijn gekomen; dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft, of de heer Kijzer, voordat de bespreking op 5 October met Mr. Wilton plaats vond, reeds contact met andere bioscoopexploitanten had opgeno men over de verhuur van de onderhavige films: dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop ontkennend heeft geantwoord en verder verklaard heeft, dat de heer C. .1. Blad, ten tijde dat de heer Kijzer in Parijs vertoefde, het kantoor van ge daagde telefonisch de vraag heeft gesteld of de film ..Het huis onder verdenking" vrij was, omdat hij plotseling een film nodig had voor het Rex Theater in Den Haag: dat deze film echter eerst na 5 October, toen de tweede bespreking met Mr, Wilton had plaatsgevonden, aan het Rex Theater is verhuurd: dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft, of uit de ver klaring van de heer Kijzer moet worden opgemaakt, dat deze zich na 5 October vrij achtte de drie onderhavige films te verhuren; dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop bevestigend heeft geantwoord en voorts verklaard heeft, dat de film „Het huis onder verdenking" op 8 October 1954 in het Rex Theater in Den Haag is ingezet: dat dit verband houdt met het feit, dat de secretaresse van de heer Kijzer op de telefonische vraag van de heer Blad of genoemde film vrij was, geantwoord heeft, dat zij dat wel dacht, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat de secretaresse bekend was met gedaagdes brief aan eiseres dd. 27 September 1954; dat het lid der Commissie, de heer A. F. Wolff, hierop de heer Kijzer gevraagd heeft, wanneer de condities voor de verhuur van de film „Het huis onder verdenking" aan het Rex Theater in Den Haag zijn vastgesteld dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop geantwoord heeft, dat het contract met de heer Blad eerst later is opgemaakt, omdat genoemde heer aanvankelijk aarzelde tussen een vast percentage van of een sliding scale; dat gedaagde eerst vlak voor het inzetten van de film over de condities met de heer Blad gesproken heeft: dat het de heer Kijzer niet bekend is of tevoren reclame materiaal aan het Rex Theater in Den Haag beschikbaar is gesteld, omdat dit zonder zijn voorkennis gebeurd kan zijn ten tijde, dat hij in het buitenland vertoefde; dat de Voorzitter der Commissie de heer Kijzer gevraagd heeft, of deze op 5 October aan Mr. Wilton heeft gezegd, dat de film ..Het huis onder verdenking" van 8 October af in het Rex Theater te Den Haag zou worden vertoond dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop geantwoord heeft, dat hij zulk een mededeling niet aan Mr. Wilton heeft gedaan, omdat de film toen nog niet aan het Rex Theater was verhuurd, dat is pas na het onderhoud met Mr. Wilton gebeurd; da' Mr. Wilton namens eiseres hiertegenover in hoofdzaak ver klaard heeft, dat de heer Kijzer tijdens het onderhoud op 5 October alleen hoeft gezegd, dat hij de indruk had, dat hij de films „Meisjes zonder beroep" en „Het huis onder verdenking" elders beter zou kunnen onderbrengen, waarop Mr. Wilton hem gevraagd heeft wat hij dan precies wilde; dat de heer Kijzer namens gedaagde verklaard heeft, dat deze mededeling van Mr. Wilton onjuist is: dat het onderhoud op 5 October begonnen is met een tirade van Mr. Wilton over wils overeenstemming, die zou zijn bereikt; dat de heer Kijzer dit heeft bestredendat onder deze omstandigheden het klimaat niet bepaald gunstig was om verdere details te besprekendat hij na dit onderhoud een onbevredigd gevoel had, omdat hij gaarne opnieuw met het City Concern tot zaken zou zijn gekomen; dat de Voorzitter der Commissie hierop gezegd heeft, dat een dergelijke geest niet spreekt uit de brief van gedaagde van 27 Sep tember; het is toch moeilijk aan te nemen, dat, wanneer partijen drie uur over bepaalde films met elkaar gesproken hebben, op geen enkel punt overeenstemming zou zijn bereikt; dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop in hoofdzaak geant woord heeft, dat hij verwacht had, dat Mr. Wilton de oorspronke lijk door hem op 25 September genoemde condities zou hebben verbeterd dat het lid der Commissie, de heer A. F. Wolff, de vraag heeft gesteld, of de heer Kijzer bij het slot van de bespreking op 25 Sep tember heeft duidelijk gemaakt, dat hij de door Mr. Wilton ge noemde condities niet kon accepteren; dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop geantwoord heeft, dat de zaken niet zo scherp zijn gesteld; dat naar zijn mening Mr. Wilton echter wel de indruk moet hebben gekregen, dat gedaagde zich eerst over de voorstellen van eiseres moest beraden: dat partijen zeker niet zo uit elkaar gegaan zijn, dat zij elkaar de hand hebben geschud en hun vreugde hebben uitgesproken over de zaak, die tot stand was gekomen; dat Mr. Wilton namens eiseres hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat hij bij het slot van de bespreking op 25 September zeker niet de indruk heeft gekregen, dat gedaagde de voorstellen van eiseres niet acceoteerde; dat tijdens het bijzonder langdurig overleg door de heer Kijzer prolongatie-cijfers zijn genoemd met betrekking tot de film „AH Baba"dat eiseres, indien zij zou heb ben getwijfeld aan de aanvaarding van haar voorstellen, de onder handelingen op 25 September zeker zou hebben voortgezet; dat het lid der Commissie, de heer J. de Wilde, aan gedaagde gevraagd heeft, of het juist is, dat de in de brief van gedaagde van 27 September genoemde prolongatiebedragen tijdens de bespreking van 25 September door de heer Kijzer zijn genoemd; dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat de heer Wilton hem tijdens die bespreking een aantal recettecijfers heeft getoond, waarna partijen langdurig over de prolongatiecijfers hebben gesproken; hetzelfde is geschied ten aanzien van het filmhuurpercentage: dat gedaagde ten slotte een cijfer van heeft genoemd omdat Mr. Wilton verklaarde, dat de film een dergelijk bedrag zeker zou bereikendat de heer Kijzer echter voortdurend zijn voorkeur kenbaar heeft gemaakt voor een vast percentage van en een gegarandeerde vertoning voor twee weken, omdat hij tegenstander is van een verhuur op sliding scale: dat het lid der Commissie, de heer De Wilde, verder gevraagd heeft, of hij uit deze verklaring van de heer Kijzer mag conclu» deren, dat het prolongatie-cijfer van door beide partijen is geaccepteerd: dat de heer Kijzer namens gedaagde hierop ontkennend heeft geantwoord; dat hij niet verklaard heeft met het prolongatiecijfer van accoord te zijn gegaan; dat er over elke film onderhan deld is en dat het onderhoud zo lang heeft geduurd, omdat Mi'. Wilton op bepaalde punten niet aan gedaagdes wensen tegemoet wilde komen: 27

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 29