Kerk en film
In ..De Maasbode" van 15 Maart komt een be
schouwing voor. getiteld ,.D e s te m der Kerk. de
morele positie van de film en de kerke-
1 ij k e regeling van het filmapostolaa t".
Het artikel, geschreven door pater J. H. C. Creyghton S.J.
is waard gelezen te worden. Niet omdat het juist zou zijn.
maar omdat het onjuist is, halve waarheden zegt. vol
strekt onware beweringen doet en nergens argumenten
aanvoert voor de stellingen, die het verkondigt. Aange
zien het stuk door een katholieke geestelijke is geschre
ven, stelt ondergetekende er prijs op. de lezers van het
orgaan van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. katholiek
en niet katholiek, een andere mening te laten horen.
Het is meer voorgekomen, dat pater Creyghton S.J. over
de film beschouwingen publiceerde, die kant noch wal
raakten en de indruk maakten, geschreven te zijn uit een
verlangen, mee te spreken over zaken, die de auteur niet
of niet voldoende kent. Dat is gevaarlijk. Daarom heeft
het nut, de waarheid te zeggen en de ijveraar terug te
voeren naar de plaats waar hij thuishoort.
Enige tijd geleden is in Rome een instructie verschenen
van de Congregatie van Religieuzen, waarin de film ter
sprake is gekomen. Het is al geschreven in Mei 1953.
maar pater Creyghton heeft het stuk nu pas ontdekt en
even recent als urgent verklaard, nadat hij het in de
Parijse „Documentation Catholique" had aangetroffen.
Reden voor hem om er een journalistiek geval van te
maken. De instructie dient, zoals de auteur zegt, om de
activiteit te regelen van religieuzen, die filmtheaters be
heren. Dat komt in Italië heel veel voor. Het ligt dus
voor de hand dat het stuk allereerst voor Italië bedoeld
is en misschien wel helemaal voor Italië, al kan iedereen
er wel goede wenken in vinden. De schrijver in De Maas
bode geeft dat trouwens zelf te kennen.
Pater C. stelt even langs zijn neus weg. dat de beoor
delingen van de katholieke keuringsbureaux eenvoudigweg
bindend zijn voor alle katholieken. In geweten bindend!
Dat kan pater C. wel zeggen, maar dat is niet waar. Met
name is het niet waar voor de katholieke journalist, die
méér dan een willekeurig keuringsinstituut bekwaam is
om een oordeel te vellen, en dus in geweten verplicht is.
eventueel anders te oordelen dan welk keuringsinstituut
dan ook. Stel u voor. dat een katholiek criticus zich in
geweten gedrongen acht, een film af te keuren, die de
keuring toelaatbaar heeft verklaard, moet hij dan op
gezag van die keuring zijn mening laten varen? Met an
dere woorden: is een katholieke krant verplicht af te zien
van een eerlijk en zelfstandig oordeel omdat een gezel
schap dames en heren er anders over denkt? Waar zou
op die manier de persoonlijke verantwoordelijkheid van
de journalist blijven? Die komt er blijkbaar niet op aan?
De stelling, dat een uitspraak van een commissie even
bindend zou zijn als een uitspraak ex cathedra is absurd,
tast het gezag van de Kerk aan en is eenvoudig als een
fascistische houding aan te merken.
Maar ja. wie redeneert zoals pater C, komt tot vreemde
conclusies en raakt al gauw de weg kwijt. Zo komt hij
tot de uitspraak, dat de toelaatbaarheid van een film de
verhouding betreft van haar inhoud tot de geestelijke ge
steldheid van het publiek. Dat is bijna een ketterij, als
ik het zeggen mag. Het gaat namelijk over de verhouding
t o t d e m o r e 1 e n o r m. Niet de gesteldheid van het pu
bliek prevaleert, maar het beginsel, het onveranderlijke
beginsel, dat rekening kan houden met genoemde ge
steldheid, maar dat die gesteldheid nooit tot absolute
norm verheffen kan.
Voorts stelt pater C. dat DE film geen neutraal maar eer
een ongunstig verschijnsel moet genoemd worden. Won
derlijke stelling, want zou de film wèl een neutraal ver
schijnsel zijn, dan zou zij, zijnde in alle geval een ethisch
en moreel verschijnsel, niet neutraal mógen zijn. Maar
bovendien is de film niet méér ongunstig dan het boek
hij voorbeeld. Goede boeken zijn niet zeldzaam, zegt pater
C. Wij antwoorden: dat ligt er maar aan. Vergeleken bij
de niet-goede boeken zijn de goede boeken zeldzaam. In
aanmerking genomen, dat de filmontwikkeling nog maar
zestig jaar oud is jonger dus dan pater C. zijn de
goede films geenszins zeldzaam. Pater C. weet dat zelf
niet zo goed. Daarom roept hij, overigens niet voor de
eerste maal, het oordeel van anderen in. Het is altijd
veilig op andermans compas te varen. Ditmaal is het
Romano Guardini, die dan verklaard heeft, dat de film
krachtens haar eigen technische condities van een cul
tureel lager allooi is dan het boek en het toneelstuk. Dus
toch van een cultureel niveau? Het zou voldoende kunnen
zijn. Maar het is een beetje onvolledig. Laten we ons niet
laten misleiden door de naam van Guardini. Ik weet niet,
wat hij van films afweet, maar wel herinner ik mij de
enormiteiten, die een zeer geleerd man als prof. Huizinga
over de film heeft gedebiteerd, en evenzeer, wat Paul
Valéry aan waardering voor de filmkunst heeft gedemon
streerd. Het beroep op de technische eigenschappen van
het film apparaat heeft precies de waarde van het
beroep op de technische instrumenten, die bij een concert
worden gebruikt, maar waartegen niemand meer bezwaren
maakt. Er is namelijk geen essentieel verschil tussen die
instrumenten die alle, zowel in de muziek als in de film
pas betekenis krijgen, als zij door de menselijke geest
worden beheerst. Aan de geestelijke makelij van de film
komt welbeschouwd geen technisch instrument te pas. Pas
aan de vermenigvuldiging van het filmwerk, aan de fixatie
komt het instrument te pas, zoals de drukpers te pas komt
aan de vermenigvuldiging van het geschreven boek. Laat
men toch ophouden met die waanwijze kletskoek als bij
voorbeeld van een Nederlands auteur niet de grootste
van allen die de film eens „een kunst in blik" heeft
genoemd en nu zijn'beste beentje voorzet om een van zijn
verhalen in een film te zien verschijnen.