£:::::-"-»"" --::::::••- Comfort ■a»*1 ■■■■i -■■■■■■■■■■15* voorgedeelte der zaal en hel achlergedeelte. Dit achter- gedeelte is in drie rangen verdeeld: eerst komen de loges, dan acht rijen balcon en helemaal achteraan, nog iets extra verhoogd twee rijen baignoire. In de practijk blijkt deze indeling zeer goed te voldoen. Door de grote niveauverschillen in de omringende straten is het nu zo, dat men voorin de zaal via uitgangs portalen op straatniveau uitkomt, terwijl men door de linkernooduitgang (in de zijwand op het balcon) ook zonder niveauverschil op straat stapt. Aan de rechterzijde is ook zulk een nooduitgang, doch deze koml op een buitentrap uit. De situatie heeft hier dus geleid tot een geheel nieuw zaallvpe, waarvan mij geen ander voorbeeld bekend is. Merkwaardigerwijze heb ik onlangs bemerkt, dat de toe gang tot de parterre van de nieuwe Deventer schouwburg zeer veel gelijkenis heeft met de opgangen naar de zaal in Carolus. Het blijkt, dat twee architecten ongeveer tege lijkertijd dezelfde gedachte hebben gehad en daarbij tot bijna gelijke oplossingen zijn gekomen. Hierbij denken we allereerst aan de rijdieple, de fauteuilvorm en de fauteuilbreedte. Het is misschien niet. overbodig er hier even de aandacht op te vestigen, dat een zelfde rij- diepte op een vlakke of licht hellende vloer en op een met treden oplopend balcon niet hetzelfde is. Ingeval de brandweer een minimale rijdieple voorschrijft van 75 cm en men past deze diepte toe in een zaal met een balcon, dan kan men in de zaal nog enigszins behoorlijk zitten, wanneer men althans geen hoog en dik gestoffeerde rug gen neemt. Maar als men op het balcon ook diezelfde maat toepast, dan wordt de situatie daar hopeloos. Men heeft dan geen ruimte meer voor de knieën en liet passeren wordt een kwelling. Comfortabel zit men op een vlakke of licht hellende vloer bij een rijdieple van 85 cm of op een balcon met treden van 95 cm diepte, wanneer de helling groot en van 90 cm als de helling ge ring is. In Carolus hield men zich aan deze maten en gekozen werd de Fibrocit-fauteuil ..Super", waarbij de hoog gestoffeerde zitting aan de voor zijde heel smal toeloopt, zodat men de benen onder de fauteuil achterwaarts kan brengen. Dit is van veel belang, wanneer er bezoekers moeten passeren. Men trapt dan niet op eikaars tenen en degenen die zitten behoeven niet op te rijzen. Comfortabel zit men ook, wanneer de fauteuil wat breder is dan 50 cm. Voor slanke figuren is deze maat voldoende, maar dikkerds hebben er beslist niet voldoende aan. In Carolus besloot men op een breedte van 53 cm. Tot het bieden van comfort behoort ook de aanwezigheid van een garderobe, behoorlijke toiletten, eventueel een powder-room voor de dames, een buffet in de wachthall. een telefoon cel ten dienste van bezoekers, enz. Persoonlijk zou ik het als ideaal beschouwen, wanneer iedere bezoeker van de garderobe ge bruik kon maken. Speciaal bij vochtig weer is dat van belang voor de atmosfeer in de zaal. Ook vind ik het van betekenis voor de sfeer, waarin de voorstelling' plaals vindt. Het is echter een ingrij pende maatregel, die zeer verstrekkende gevolgen heeft ten opzichte van de opzei van het plan. Immers: bij het binnenkomen moet men zijn garderobe kun nen afgeven en bij het verlaten van het gebouw moet men zijn garderobe weer kunnen halen. Heeft men nu een theater met doorlopende voorstellingen, wat. toch practisch in ieder theater Zondags het geval is, dan moei dit brengen en afhalen eigenlijk aan verschillende zijden van de bewaarplaats van de garderobe kunnen geschieden en daar zit de moeilijkheid. In Carolus is men daarom zover niet gegaan; er is een garderobe, er is een buffet, er zijn ruime en goed geven tileerde toiletruimten en er is een telefooncel voor de bezoekers. Tol hel comfort, dal men zijn cliënten biedt kan ook gerekend worden de verwarmings-, koel- en ventilatie- 6

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 8