DE ARCHITECTAAS HET WOORD
Inleiding
Opdracht „Centraal"
Situatie
Voorgevel
Buitenhall
Een beschouwing over de bouw van het Centraal Theater
te Rotterdam door J. A. Lelieveldt, architect B.N.A.
Binnenhall
Zaal
VERGELIJKEN we de tijd van een goede halve eeuw
terug, toen de film haar intrede deed, met de tijd van
heden, dan springen er direct grote veranderingen in
het oog. Dat zijn niet alleen veranderingen van technische
aard. maar vooral ook veranderingen in de bouw van
bioscopen.
Na de beginperiode, waarin films in allerlei primitieve
zaaltjes werden gedraaid, kwam men al spoedig tot andere
opvattingen omtrent de ruimte, waarin filmvertoningen
moesten worden gegeven. Die opvattingen culmineerden
in de theaters van de twintiger jaren, die destijds een open
baring waren voor het publiek.
Men genoot van de mondaine sfeer, teweeggebracht door
kostbare betimmeringen, tapijten waarin je tot de enkels
kon wegzakken, overdadige verlichtingsornamenten en
smeedwerken, overvloedige decoraties enz. Mede doordat
men in deze „bioscopen" ook variété-artisten en orkesten
liet optreden en er gewoonlijk voorstellingen gegeven wer
den met lange pauzes, leken deze gebouwen meer op
schouwburgen en theaters dan op een bioscoop. In de
pauze kon men dan genieten van de „sfeer", die allerminst
paste bij hetgeen in het gebouw in hoofdzaak gebo
den werd, namelijk de moderne film.
Gelukkig hebben zich, naarmate de technische ontwik
keling van de film voortschreed, eveneens de opvattingen
over het interieur en alles wat daarmede samenhangt in
moderne zin gewijzigd. Ook in Nederland vindt men thans
- zoals eerder al in de Scandinavische landen, Italië, en
vooral Zwitserland viel te constateren moderne inte
rieurs, ontdaan van protserigheden en in overeenstemming
met het karakter van de jongste der Muzen, de film. Zo
zien we dat, nu de film haar plaats gekregen heeft naast
het toneel, zij ook haar eigenhuis heeft gekregen naast
de schouwburg, namelijk de bioscoop.
Een architect, die thans de opdracht ontvangt een mo
derne bioscoop te ontwerpen, moet zich tevoren niet alleen
degelijk op de hoogte stellen van de nieuwste apparatuur,
die er op dat ogenblik in Nederland is, maar ook. van wat
er binnen afzienbare tijd te verwachten is.
Het zal duidelijk zijn, dat, toen mij in 1942 opdracht
werd gegeven tot het ontwerpen van een moderne bioscoop
ter vervanging van de in 1940 verwoeste „Centraal"
bioscoop, er nog geen sprake was van de nieuwste
projectie- en geluidssystemen, die we thans kennen.
Toen het plan in 1953, dus elf jaar later, eindelijk
uitgevoerd kon worden, begon de invloed van de
nieuwste opvattingen op kinotechnisch gebied al
duidelijk merkbaar te worden. De nieuwe inzichten
over wide-screen, CinemaScope en stereofonisch ge
luid bepaalden dus mede de vorm van de zaal, de grootte
van het projectiedoek enz. Tevens moesten in het complex
worden opgenomen zes woningen met kelderbergingen, een
winkel met kelder en zes garages, dit om op vlottere wijze
een bouwvergunning te kunnen verkrijgen en om een zo
hoog mogelijk rendement van het geheel te garanderen.
Voor de bioscoop zelf behoefde geen rekening te worden
gehouden met orkest, orgel, variété of foyer en werd dus
een ruimte gevraagd voor film alleen. Hier werd mij dus
door de opdrachtgever, wijlen de heer P. Vermeer, de
kans geboden een bioscoop te ontwerpen zuiver afgesteld
op het begrip „film" en zonder theatrale bijkomstigheden.
..Centraal" is gelegen op de brandgrens, links aange
bouwd aan de bestaande bebouwing van de Binnenweg en
rechts tegen de nieuwbouw van de Binnenweg.
Het ligt dus langs de zeer drukke verkeersader, die naar
de vele nieuwe en moderne winkels en winkelcentra voert,
met een breedte van 20 meter en een diepte van 52 meter.
Het hoofdaccent van de gevel moet vanzelfsprekend
vallen op de ingang en de buitenhall van de bioscoop.
Daar de woningen een belangrijk gedeelte van het gevel
vlak vullen, bleef hiervoor alleen de begane grond over.
De ingang is in een opvallende zwarte lijst gevat en over
de gehele breedte is een grote luifel aangebracht. Deze
luifel is als het ware een eerste uitnodiging om „Centraal"
binnen te gaan. Niet alleen omdat ze bescherming biedt bij
regen, maar vooral omdat er vijftig sterke lampen onder
zijn aangebracht, die bij avond een zeer grote hoeveelheid
licht op straat werpen.
Mijns inziens is voor de ingang van een bioscoop een
zeer grote hoeveelheid licht vereist en nodig om de aan
dacht van het publiek te trekken en het bezoek aanlokke
lijk te maken.
De buitenhall ligt op gelijk niveau met het trottoir, de
vloer is er zelfs een soort voortzetting van en bestaat ook
uit trottoirtegels, hier alleen afwisselend in witte en grijze
banen gelegd. Het zeer talrijke, te voet passerende, publiek
komt er zodoende zeer gemakkelijk en onopzettelijk toe,
om de vitrines te bekijken en Centraal binnen te gaan.
Bij de opzet van Centraal heb ik er naar gestreefd, om
het uitnodigend karakter van deze buitenhall zo hoog mo
gelijk op te voeren door alle materialen zo toe te passen,
dat als het ware alles al naar de ingang wijst en gericht is.
De banen tegels in de vloer, de grijze tegelstrips van de
wanden en de richting van de gegolfde eternietplaten in
het plafond, alles werkt mee om de bezoeker tot binnen
gaan uit te nodigen.
In de buitenhall bevindt zich verder de kassa, die voor
zien is van een speciale apparatuur, die ook bij de Spoor
wegen veel toepassing vond. Het voor de cassière zo hin
derlijke tochten door het aangeefluikje is hiermee voor
komen.
Voorts vindt men in de buitenhall de vitrines voor de
foto's, terwijl er ruim plaats is voor een aankondigingen
bord.
Nadat men de in goudkleurig aluminium uitgevoerde
deuren is gepasseerd, komt men via enige treden in de
binnenhall. Door de scheidingswand tussen binnen- en
buitenhall van glas te maken, en zodoende van buiten uit
al iets van de binnenhall te laten zien, wordt de nieuws
gierigheid van eventuele bezoekers nog sterker geprikkeld
en het binnengaan des te aanlokkelijker gemaakt.
Links achter de kassa bevindt zich een kantoortje, van
waar de directeur of bedrijfsleider direct in verbinding
staat met de kassa, met zijn eigen bovengelegen woning,
en vanwaar hij via een raam uitzicht heeft op wat er
gaande is. Immers ook voor het bioscoopbedrijf geldt nog
steeds het gezegde „het oog van de meester
De binnenhall van Centraal heeft doelbewust de rijkste
uitvoering in materiaal en kleurwerking gekregen. Hier
wordt voor een groot gedeelte de indruk gevestigd, die de
bezoekers van de bioscoop krijgen. De zaal zelf ligt im
mers voor meer dan 90% van de tijd, welke de bezoekers
er door brengen, in het donker, terwijl in deze hall altijd
volop licht brandt.
Extra zorg is gegeven aan de vloer, die is samengesteld
uit scherven van zestien soorten gepolijst Italiaans marmer
en dus bijzonder kleurrijk is. Twee van de'wanden in de
hall zijn donkerbruin geverfd en in fel contrast daarmee
twee wanden citroengeel. Tegen een van deze gele wanden
is een blauw-lederen zitbank geplaatst, waarboven enige
moderne lichlornamenten.
Het plafond is in gebroken wit en gedeeltelijk verlaagd
door middel van eterniet golfplaten, die omberkleurig
geverfd zijn. Van achter deze platen komt de indirecte ver
lichting, terwijl de platen verder omzoomd zijn met
eenvoudige lichtpunten.
In de binnenhall bevinden zich verder de toegangen tot
de toiletten, een vitrine in een spiegelwand gevat, de
garderobe en de toegang tot de cabine. De toegangen tot
de zaal zijn in rood en zijn sprekend gemaakt door een
strakke omlijsting.
Naast de vanzelfsprekende voorzieningen, die het com
fort van de bezoeker moeten dienen, is door mij het
lyiütenliaü