Toespraak van de Bondsvoorzitter
Verdere agendapunten
een filmmanifestatie van de eerste orde. En wanneer deze
filmweek zal zijn geslaagd, zal dit in hoge mate te danken
zijn aan de Burgemeester en diens medewerkers. Spreker
kon zich voorstellen, dat aan dit „Eutopia" iets ontbrak en
hoopte dat de filmweek het aanvullende deel zou zijn.
Daarom gaf hij uiting aan de wens, dat deze filmweek
e.en der hoogtepunten zou zijn.
Na het vertrek van de eregasten werd overgegaan tot de
behandeling van de agenda.
De traditie getrouw verzocht de Bondsvoorzitter de aan
wezigen zich van hun zetels te verheffen om staande enige
ogenblikken stilte in acht Ie nemen ter herdenking van
degenen, die sedert de vorige ledenvergadering aan Bond
en bedrijf waren ontvallen.
Vervolgens memoreerde de heer Vermin, dat het afgelo
pen jaar geheel in het teken stond van de strijd voor de
verlaging van de vermakelijkheidsbelasting, een strijd, die
op vele punten met succes werd bekroond. Ongeveer zeven
tig procent van de zaken van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond heeft thans verlichting van vermakelijkheidsbelas
ting verkregen. Indien men analyseert waar de reste
rende dertig procent zich bevindt, dan schijnt deze gelegen
Ie zijn in bepaalde gebieden en afzonderlijke egelstel
lingen".
Spreker verzocht de leden met klem om waar nodig ter
plaatse een juiste activiteit te ontwikkelen door in contact
te treden met de gemeentelijke Overheid.
Voor het overige moet worden vastgesteld, dat de gang
van zaken in het filmbedrijf de algemene ontwikkeling
volgt, welke ook in de overige sectoren van het bedrijfs
leven valt waar te nemen. Dat wil zeggen, dat bij verhoog
de omzetten ook de kosten gestegen zijn. Dit dwingt tot
groter waakzaamheid.
Spreker vroeg zich af of er in ons land eigenlijk wel
reële welvaart heerst en er niet veeleer sprake is van
schijnwelvaart. Het is niet langer mogelijk, dat uit een
klein bedrijf een groter kan groeien door nieuwe uitbrei
dingen uit de winsten te financieren. Het stemt tot be
zorgdheid, dat de onafhankelijke ondernemer zonder hulp
van buitenaf niet meer tot de voor uitbreiding benodigde
investeringen kan overgaan. Het zou bijvoorbeeld te be-
Ireuren zijn, indien het bioscoopbedrijf uiteen zou gaan
vallen in enkele concentraties met hier en daar een onder
neming, welke dank zij de Overheid bestaat.
Maar al te vaak moet men opmerken, dat de Overheid
zich doof houdt voor initiatieven in de particuliere sector,
maar dat het daarentegen subsidies gaat regenen zodra
Overzicht van de algemene vergadering
hel een initiatief betreft dat van eigen kring uitgaat. Indien
een goed geoutilleerde bioscoop voor een plaatselijke ge
meenschap van ten minste even groot belang is als de aan
leg van sportvelden, schouwburgen en dergelijke, dan
dient men deze plaatselijke bioscoopexploitatie niet zo te
belasten dat zij ten onder gaat.
Verder becritiseerde spreker de wijze waarop zo nu en
dan geëxploiteerd wordt, met name het feit, dat er nog wel
eens leden zijn, ctie over een zo grote fantasie beschikken
dat zij aan de titel van een film een betekenis geven,
welke de maker van de film er niet aan heeft toegekend.
Onze Franse zusterorganisatie besteedde eveneens aandacht
aan dit vraagstuk. Talrijke Franse exploitanten, wier pu
bliek is samengesteld uit families en jonge mensen, zagen
zich verplicht een beroep te doen op het buitenland voor
de levering van voor hun exploitaties geschikte films,
omdat de Franse filmproductie in die behoefte niet vol
ledig kan voorzien. Er is dus ook in het buitenland een
kentering, daar men inziet dat op deze weg niet langer kan
worden doorgegaan.
Spreker spoorde de leden aan om films niet pikanter te
doen schijnen dan zij zijn door het bezigen van prikkelen
de titels, aangezien hierdoor het voor de film gewonnen
en nog te winnen publiek wordt afgeschrikt. (Applaus).
Het voorstel tot het verlenen van dispensatie van het
bepaalde in art. 26 der statuten met betrekking tot het
houden van de jaarvergadering vóór of op 31 Maart, werd
aanvaard.
Met betrekking hiertoe verzocht de heer M. J. W. Peters,
te Venlo, sprekende namens de Voorzitter van de Afde-
lingsraad, in den vervolge de jaarvergadering van de
Bond op een vroeger tijdstip te doen houden, zulks met
het oog op de vaststelling van de begroting, die op een
zo laat tijdstip niet meer voor wijzigingen vatbaar is.
Op advies van de notulencommissie, bestaande uit de
heren J. G. Brinkers te Bjeda, H. P. H. Juten te 's-Graven-
hage, en J. Santé Thedinga te Zutphen, werden de notulen
der op 25 Mei 1954 gehouden Jaarlijkse Algemene Leden
vergadering, vastgesteld.
Tot leden van de Commissie belast met het nazien van
de notulen dezer jaarvergadering, werden benoemd de
heren S. Barnstijn te Utrecht, J. P. A. Biemans te Oister-
wijk en C. van der Wilden te Haarlem.
Alvorens over te gaan tot de behandeling van het jaar
verslag, complimenteerde de Voorzitter de redacteur van
het jaarverslag, de heer J. G. J. Bosman, namens het
Hoofdbestuur en de Bondsleden voor de uitvoering daar
van en de gedegenheid, waarmede het werd opgesteld.
(Applaus).
Namens de afdelingsraad verzocht de heer Peters het
jaarverslag in den vervolge tijdiger aan de leden toe te
zenden, waarmede spreker niets af wilde doen aan de lof,
die de Voorzitter de Bondsdirecteur namens de leden voor
de uitgebreidheid en overzichtelijkheid van het verslag
had toegezwaaid.
De Bondsdirecteur wees er op. dat de verschijnings
datum van het verslag uiteraard mede afhankelijk is van
de datum van toezending van het laatste Afdelingsverslag,
dat in dit geval nauwelijks een week voor het uitkomen
werd ontvangen.