Jaarlijkse Ledenvergadering
Openingswoord van de
Commissaris der Koningin
De jaarlijkse ledenvergadering van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, welke in het kader van de „Filmweek
Arnhem 1955" ditmaal gehouden werd in het Huis der
Provincie aldaar op Maandag 27 en Dinsdag 28 Juni,
mocht zich in een zeer grote belangstelling verheugen.
Niet minder dan 359 zaken waren vertegenwoordigd.
De vergadering stond onder leiding van de Bondsvoor
zitter, de heer M. P. M. Vermin. Als eregasten waren aan
wezig de Commissaris der Koningin voor de Provincie
Gelderland, Jhr. Dr. C. G. C. Quarles van Ufford, die zich
bereid verklaard had de vergadering te openen, en de
Burgemeester van Arnhem, de heer Ch. G. Matser.
De Bondsvoorzitter heette alle aanwezigen en in het
bijzonder de eregasten, hartelijk welkom. Spreker gaf
uiting aan zijn vreugde, dat de Provinciale Staten van Gel
derland hun huis ter beschikking hadden willen stellen
voor deze vergadering en dat hun Voorzitter, de heer
Quarles van Ufford, zich bereid verklaard had deze jaar
lijkse bijeenkomst van het Nederlandse filmbedrijf te
openen.
Met deze woorden overhandigde de heer Vermin onder
luid applaus de voorzittershamer aan de heer Commissaris
ten teken, dat hij de leiding van de vergadering voor het
verrichten van de openingsplechtigheid had overgedragen.
„Ik zal mij wel niet al te zeer vergissen," zo merkte de
heer Quarles van Ufford op. „wanneer ik veronderstel, dat
dit wel de eerste Jaarvergadering van Uw Bond zal zijn
- heden de tiende na de bevrijding maar de hoeveelste niet
sedert zijn oprichting welke in een Provinciehuis
wordt gehouden. Ik heb mij een ogenblik afgevraagd, wat
U daartoe kan hebben gebracht, om de meer in de ge
meentelijke sfeer gelegen lokaliteiten de rug toe te wenden.
Bij de lezing van Uw belangwekkend jaarverslag zou
men kunnen denken, dat U voor de Provincie hebt geop
teerd, omdat deze Overheid zich althans niet schuldig
maakt aan heffing van Vermakelijkheidsbelasting! (Ge
lach)
Een zodanig negatieve instelling mag ik echter bij Uw
Bond niet veronderstellen.
Is het dan meer positief gesteld misschien zó, dat
ook Uw Bond heeft ontdekt, dat de Provinciale Besturen,
met name sedert de bevrijding, in ons staatsbestel een
immer groter rol zijn gaan spelen en dat met name ook
ten aanzien van de bevordering van de cultuur, het ter
rein, dat inzonderheid Uw belangstelling heeft?
Uw jaarverslag geeft daaromtrent geen uitsluitsel, maar
ik hecht eraan aan deze laatste veronderstelling vast te
houden om daaraan een gemakkelijker door mij te beant
woorden vraag te kunnen verbinden en wel deze: waarom
Uw verzoek om gastvrijheid het Provinciaal Bestuur van
Gelderland zo welkom was.
Vooreerst hierom, omdat ook in ons gewest de beharti
ging van de belangen der cultuur ons in de laatste jaren
steeds zwaarder is gaan wegen. Sommigen Uwer weten on
getwijfeld van de bijzondere inspanning, welke ons Pro
vinciaal Bestuur zich heeft getroost ter bevordering van
het toneel en welke offers het met name voor de instand
houding van het Gezelschap „Theater" heeft over gehad.
Ik denk aan de financiering van ons Gelders Orkest, aan
de bevordering op alle mogelijke wijzen van het Schep
pend Ambacht in deze Provincie. En het huis. waarin gij
U thans bevindt, getuigt van de kansen, welke wij hebben
gegeven aan zeker twee dozijn beeldende en andere kun:
stenaars. Ik memoreer voorts de bijzondere activiteiten van
de door de Provincie ingestelde Culturele Commissie, die
zich met name ook richt op bevordering der cultuur ten
plattelande en op bundeling der aanwezige krachten.
Ik moet bekennen, dat wij nog slechts aarzelend schre
den hebben gezet op de weg van de bevordering van acti
viteiten op Uw speciale terrein. Weliswaar is een voorstel
tot subsidiëring van de heden beginnende filmweek bij de
Staten aanhangig gemaakt, maar ik waag mij niet aan een
voorspelling, of het voorstel van Gedeputeerde Staten ter
zake in die Hoge Vergadering een gunstig onthaal zal
vinden!
Er is nog een tweede reden waarom U ons welkom is.
Toen wij stonden voor de taak om ons door oorlogsgeweld
verwoest Provinciehuis te herbouwen, hebben wij die taak
al spoedig zó verstaan, dat wij méér hadden Ie doen dan
het oprichten van een kantoorgebouw. Het gebouw zou een
wijdere functie moeten hebben. Het zou het krachtcentrum
moeten vormen voor alle activiteiten en planning voor de
welvaart in de ruimste zin van onze gewestgenoten. Geen
ivoren toren, maar een uitkijkpost om gewaar te kunnen
worden wat daartoe nodig is; vandaar de brede ramen, die
uitzicht geven die]) in het Gelderse land.
Maar het zou ook een brede ingangspoort moeten heb
ben en vele en ook daarbij wijde zalen om ruimte te bie
den aan de hopelijk velen, die in lal van verbanden met
ons mede zouden willen werken, en die daarmede als het
ware een werkplaats zouden kunnen vinden ter versteviging
van hun eigen taakuitoefening.
Vandaar dat, wanneer ik vandaag en morgen onze Zuid
galerij bezet zie door Uw Bond en zijn leden, het voor het
Provinciaal Bestuur een oorzaak van verheugenis is. om
dat alweer een zo belangrijke organisatie haar schreden
hierheen heeft weten te zetten en er loe medewerkt aan
ons Huis der Provincie de bestemming te geven waarvoor
het bij uitstek is gebouwd.
Moest mij dit alles in het provinciaal verband, van
waaruit ik spreek, van het hart, denkt niet dat ik zo onbe
scheiden ben om uitsluitend in Uw vergaderen in ons
Provinciehuis het bijzondere te zien van deze Uwe Jaar
vergadering.
Ik besef maar al te goed, dat het bijzondere cachet aan
Uw vergadering van 1955 wordt gegeven, door de daaraan
verbonden herdenking van het 60-jarig bestaan van de
cinematografie.