Literatuur over film en bedrijf
De jaarverslagen van de Motion Picture
Association of America en de Motion
Picture Export Association welke on
langs werden gepubliceerd, zijn zoals steeds even
belangrijke als merkwaardige documenten. Belangrijk
vooral, omdat daarin behartigenswaardige dingen worden
gezegd en aspecten worden belicht, welke practisch voor
ieder land van betekenis zijn. Merkwaardig, omdat de
financiële gegevens, welke de kern vormen van de jaar-
commerciële instellingen, geheel
verslagen van grote
ontbreken.
Misschien is dit laatste er wel de oorzaak van, dat men
buiten Amerika aan deze verslagen, waarin toch voor een
deel de geschiedenis van 's werelds grootste filmindustrie
is vastgelegd, soms niet de aandacht schenkt, welke zij
verdienen. Vakgenoten weten weliswaar, dat bedoelde ge
gevens te vinden zijn in de jaarverslagen van de film
productiemaat-chappijen die tezamen de M.P.A.A. vor
men, maar aan buitenstaanders is dit niet bekend. En
daar Overheidspersonen zo goed als zakenlieden de
neiging hebben om de betekenis van hetgeen in dergelijke
verslagen geconstateerd wordt af te wegen aan de hand
van de economische belangen die deze vaststellingen
onderstrepen, voelt men bij het lezen van de onderwer-
pelijke jaarstukken onwillekeurig het gemis aan gegevens
omtrent de omzetten op de eigen- en de exportmarkt,
gegevens, welke vooral niet-vakgenoten een juister inzicht
zouden kunnen geven in de economische betekenis van
deze industrie. Want al is „Hollywood" een internationaal
begrip, velen beseffen niet of althans niet ten volle welk
een belangrijke rol het in de economie van de Verenigde
Staten speelt. Niet ten onrechte wordt Hollywood wel
Amerika's tweede exportindustrie genoemd, wier omzetten
honderden millioenen dollars belopen.
Zou men deze, door de heer Eric Johnston, president
van de M.P.A.A. en de M.P.E.A., over 1954 uitgebrachte,
verslagen willen karakteriseren, dan zou men moeten
vaststellen dat hun toon „gematigd optimistisch" is. De
heer Johnston verwacht, dat de resultaten van 1955 die van
het voorafgaande jaar zullen overtreffen, maar wijst te
gelijkertijd op bepaalde factoren, welke tot voorzichtigheid
manen: de productiekosten zijn sterk gestegen, terwijl er
aanwijzingen zijn, dat op de buitenlandse markt moeilijk
heden van verscheiden aard te wachten staan.
In zijn inleiding gaat de heer Johnston uit van de
praemisse, dat de film een instelling is, welker vrijheid
met evenveel ijver beschermd dient te worden als die van
de pers. In het kort herinnert hij er aan, dat de film een
van de belangrijkste middelen is in het verkeer tussen de
volkeren. Aan rond 12 milliard personen per jaar brengt
zij ontspanning door behandeling van een grote verschei
denheid van onderwerpen, waarbij zij de zeden, tradities
en andere waarden van vele landen portretteert. Of de
film nu aan de gemene smaak of aan hogere normen
appelleert, of zij nu een macht ten goede of ten kwade is,
of zij een instrument is tot bevordering van het wederzijds
begrip tussen de volkeren of tot het veroorzaken van
nationale wrijvingen en wantrouwen dit alles is afhan
kelijk van de beweegredenen en idealen van degenen, die
films vervaardigen en degenen, die haar zien.
Een openbare afwijzing van ongezonde films wordt
onmiddellijk geregistreerd door een sterke daling in de
ontvangsten, zodat de filmbezoekers zelf bepalen welke
soort ontspanning zij wensen of niet wensen.
Om de gunst van het publiek te winnen hoeft de film
niet te appelleren aan goedkoopheid, aan de lagere regio
nen van de publieke smaak. Populariteit is niet in strijd
met scheppingsvermogen en bekwaamheid. Ten einde door
het publiek aanvaard te worden, moeten de film
industrieën het publiek dienen. Wil zij in de moderne
maatschappij gedijen, dan moet de film getrouw blijven
aan haar functie als kunst voor het volk. Zij moet aan
dacht schenken aan de behoeften en eisen van het publiek.
Betreffende de censuur merkt het verslag van de
M.P.A.A. op, dat er voor een democratische Overheid niet
méér rechtvaardiging ligt in het beperken van de vrijheid
van de film dan in het muilkorven van de pers. De uit
vlucht, dat films een meer bewogen indruk maken op de
mensen en daarom „onder toezicht moeten worden gesteld
van bureaucraten" is slechts een erkenning van de beteke
nis van de film als middel tot communicatie, tot voorlich
ting en tot ontspanning. Er zijn voldoende democratische
wetten om het publiek tegen ongezonde films te bescher
men, zoals er ook wetten zijn om de gemeenschap legen
ongezonde boeken te vrijwaren. Preventieve controle op
films is noodzakelijk noch welkom en kan integriteit en
goed begrip slechts schaden.
Constaterende, dat de van hun verantwoordelijkheid
bewuste filmbedrijven hun verplichtingen ten opzichte
van het publiek erkennen, memoreert de heer Johnston de
werkzaamheid van de Motion Picture Pro
duction Code, het systeem van vrijwillige zelf
controle van de Amerikaanse filmindustrie, dat in het
verslagjaar zijn zilveren jubileum vierde. Blijkens de in
het verslag afgedrukte tabellen verkregen 303 hoofdfilms
in 1954 het „codezegel", dat wil zeggen goedkeuring,
tegen 354 in 1953, wat duidelijk de daling in de speel
filmproductie registreert. Van de bedoelde 303 films
waren er 71 uit het buitenland afkomstig. De Amerikaanse
productie beliep derhalve 232 hoofdfilms, waarvan 187
van de leden van de M.P.A.A. (tegen 241 in 1953, 259 in
1952 en 282 in 1951) en 45 van onafhankelijke producen
ten (49 in 1953, 58 in 1952 en 87 in 1951).
Met nadruk wordt er op gewezen, dat in het afgelopen
jaar het aantal kleurenfilms voor de eerste maal in de
geschiedenis van de film het aantal zwart-witte producties
overtrof. De respectieve percentages bedroegen 58,4 en
41,6.
Van de filmscripts, welke in 1954 door de Code werden
goedgekeurd, was 58,4% gebaseerd op oorspronkelijk voor
de film geschreven verhalen, 3,7 bewerkt naar toneel
stukken, 20,1 bewerkt naar romans, 0,3 naar biogra
fieën, 4 naar korte verhalen en 13,5 naar andere
bronnen.
In het hoofdstuk, dat, behalve aan de Code, gewijd is
aan de andere diensten van de M.P.A.A. worden ook ge
gevens verstrekt die betrekking hebben op de zogenaamde
Advertising Code Administration. Deze
10