Een aantrekkelijk verslag over een enquête ontspanningsdoeleinden en het is waarschijnlijk dat deze vorm van openbare vertoning niet meer tot leven zal wor den geroepen totdat een systeem is uitgevonden dat het publiek niet noodzaakt brillen te dragen". Over de toepassing van nieuwe systemen in Engeland wordt onder meer gezegd: „Een groot aantal exploitanten heeft een of andere vorm van breedbeeldprojectie geïn stalleerd. Ongeveer 20% heeft projectïedoeken opgesteld, waarop op bevredingende wijze in Cinemascope-verhou ding kan worden geprojecteerd, terwijl bij de overigen de beeldverhoudingen variëren tussen 1.65 en 1,85 1. Het aantal voor de exploitanten beschikbare Vistavision films was teleurstellenderwijze klein, maar de films van deze aard welke onlangs vertoond zijn springen in het oog door haar fotografische kwaliteit en scherpte van beeld. Een groot aantal films wordt nog steeds in het oude standaardformaat 1,37 1 vervaardigd, in het bijzonder door Britse producenten". Het jaarverslag vermeldt voorts, dat nog geen 10 van de Britse exploitanten stereofonisch geluid heeft geïnstalleerd. De algemene opinie bevestigt de vroegere indruk, dat, terwijl stereofonisch geluid de kwaliteit van de muziekweergave verhoogt, het afbreuk doet aan de verstaanbaarheid van het gesproken woord. In vele geval len echter, aldus constateert het verslag, is dit te wijten aan de acoustische verhoudingen van de zalen. Een aardig voorbeeld hoe men de droge stof van een enquête in zake bioscoopbezoek op smakelijke wijze kan opdissen wordt gegeven door het Centre National de la Cinématographie. In opdracht van deze overkoepelende organisatie van het Franse filmwezen heeft het Institut Dourdin te Parijs in 1954 een opinie onderzoek ingesteld betreffende het bioscoopbezoek in Frankrijk, welks resultaten in een lijvig rapport van vijf honderd bladzijden werden gepubliceerd. Dit rapport, dat in aflevering no. 180 van dit blad werd besproken, is wel wat al te uitvoerig, zodat het lezen er van veel tijd vergt. Het Centre National is toen op de gelukkige gedachte ge komen, om de conclusies van dit onderzoek op eenvoudige wijze samen te vatten en in hoofdzaak aan de hand van beeldgrafieken weer te geven. Het resultaat van dit initiatief is een aantrekkelijke brochure, waarin door middel van geestige tekeningen, wat cijfers en maar heel weinig tekst de opvattingen, ge woonten en verlangens van de bioscoopbezoekers op duidelijke wijze belicht worden. Deze karakteristiek van de bioscoopbezoeker bevestigd ongetwijfeld tal van feiten, die de vakbekwame exploitant uu eigen ervaring reeds kent, maar brengt toch ook weer hieuw e en soms onver wachte aspecten naar voren. Zo wordt bijvoorbeeld de vaak gehoorde bewering, dat een groot aantal bioscoopbezoekers eerder een bepaald theater frequenteert dan een film uitzoekt, door dit onder zoek niet gestaafd. Integendeel, 80 van het bioscoop bezoekend publiek kiest een bepaalde film en slechts 20 gaat „zo maar naar de bioscoop". Van deze 80 laat 1/3 deel zich bij de keuze leiden door recensies, 1/3 deel door de filmfoto's in de uitstalkasten bij de ingang van de bioscopen, terwijl 1/3 deel een film kiest op grond van de namen van makers of medespelenden. Van deze laatste groep gaat 89 af op de namen van stars, waarbij 31 tevens aandacht schenkt aan de naam van de regisseur en 14 aan de naam van de draaiboekschrijver. Op de vraag of er bepaalde typen films zijn, welke degenen die naar de bioscoop plegen te gaan weigeren te zien, antwoordde 44 ontkennend. Van de overige 56 verklaarde 22 geen Western te willen zien, 13 gaat niet naar „immorele" films, 12 ziet nooit oorlogsfilms, 12 wenst geen comedies en 8 geen detective- of gangsterfilms. Merkwaardige antwoorden werden onder meer gegeven op de vragen: „Tot welke typen behoren goede films?", en „Onder welke typen vindt men de slechte films?" Meer dan 1/3 deel van het Franse publiek blijkt niet in staat te zijn een oordeel over Britse films te geven, hetgeen in hoofdzaak zijn verklaring vindt in het feit dat de Franse bioscoopbezoekers weinig onderscheid zien tussen Ameri kaanse en Britse films, die steeds nagesynchroniseerd worden. Niet minder dan 84 van de Franse bioscoopbezoekers gaat in gezelschap naar de bioscoop, meestal van gezins leden, zodat men niet ten onrechte kan beweren, dat films een „familiezaak" zijn. De omstandigheden, waaronder de bioscoopbezoekers een film zien, blijken van zeer grote invloed te zijn op het bezoek. Bijna allen stelden als eis een geriefelijke zetel, van waaruit zij onbelemmerd door andere bezoekers de film kunnen volgen, terwijl vooral de kwaliteit van het beeld en het geluid een belangrijke rol speelt. Deze normen zijn voor bezoekers van iedere leeftijd en sociaal milieu en voor beide sexen gelijk. Slechts 32 van de bioscoopbezoekers acht het voor schrift „Alleen voor volwassenen" juist. Van de 57 die er anders over denkt, acht 38 dit voorschrift dwaas, ziet 12 er een reclamestunt in, terwijl 7 van oordeel is dat het de jeugdige bezoekers juist aantrekt. 11% weet niet wat zij er van denken moet. De invloed van de concurrenten van de bioscoop is in het zomer- en winterhalfjaar verschillend. De belangrijkste concurrentie ondervindt de bioscoop van de activiteiten in de open lucht, des zomers voor 55 in de winter voor 14 Toneel en variété nemen in de winter 24 van de concurrentie voor hun rekening tegen slechts 5 in de zomer. De televisie neemt van de concurrentie maar een zeer bescheiden deel voor haar rekening, namelijk 3 in de winter en 2 in de zomer. Exemplaren van deze brochure zijn ook in Engelse tekst verkrijgbaar bij het Centre National de la Ciné matographie, Rue de Lubeck 12, Parijs. Het Hoofdbestuur heeft afwijzend beschikt op de aan vrage van: de heer A. G. van Tol te 's-Gravenhage, om toelating tot het lidmaatschap en inschrijving te zijnen name in het Bedrij f sregister van het tot dusver ten name van Mevrouw L. Meyer-Schimmerling in dat register ingeschreven film verhuurkantoor Victoria Films te Amsterdam. 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 13