HATIONAIE K LHPIOIWIDN IEMATDERAPHIQUE Directors' Guild, de organisatie waarbij alle Amerikaanse filmregisseurs en ook een aantal regisseurs uit het buitenland zijn aangesloten, verleende hem enige tijd ge leden het ere-lidmaatschap voor het leven. Bovendien beschikt Dr. Manvell over een ruime toneelervaring en heeft tevens on dervinding opgedaan bij het acteren en schrijven voor radio en televisie. Hij be kleedde onder meer geruime tijd het voor zitterschap van de Radio and Television Writers' Association. Ter inleiding stelde de heer Manvell de vraag: „Wat is acteren?" en hij omschreef het begrip „acteren" als: het in het open baar vertolken van een rol. Iedereen speelt in een of ander opzicht toneel. Het is iets wat de mensheid graag doet, zoals onder meer bewezen wordt door de Engelse zegs wijze „to put on an act", wat in het Ne derlands zoveel zeggen wil als: „voorgeven te zijn wat men niet is"' en niet helemaal equivalent is aan onze aanverwante uit drukkingen „een rol spelen" in de beteke nis vanzich anders voordoen dan men is, of „komediespelen" in figuurlijke zin. Acteren in de ware betekenis van het woord is: het bewust vertolken van een andere persoon in de zin van het drama. Het is op dit punt dat er pas echt ge sproken kan worden van acteren. Hoeveel acteurs hebben dit vermogen om een andere persoonlijkheid te vertol ken? De meesten van hen geven zichzelf ten beste, spelen hun eigen „ik". Maar dat is nog geen acteren in de ware bete kenis, het is pas de eerste trap er van. Het ware acteren vraagt een bijzondere gemoedsgesteldheid. Het eist namelijk twee tegenovergestelde hoedanigheden, te weten: nederigheid gecombineerd met een grote mate van artistieke zelftucht e n een ver langen om invloed uit te oefenen op het publiek, zijn aandacht te boeien. Deze eigenschappen moeten inhaerent zijn aan iemands temperament en men vindt haar slechts in enkele personen verenigd. Men ziet in de historie, dat beide typen van acteurs de grootste roem hebben be haald. Treffende voorbeelden daarvan wa ren Sarah Bernhardt en Sir Henry Irving, die men wel als de belangrijkste vertegen woordigers uit de negentiger jaren mag zien van die kunstenaars, die zichzelf spe len, en Eleonora Duse, de grote baan- breekster van de naturalistische stijl, die door haar talent bewezen heeft hoe acte ren in de ware betekenis glans verleent aan de vertolking van een rol. Maar ook onder de thans op de voor grond tredende acteurs vindt men velen, die bij voorkeur hun eigen „ik" spelen in plaats van een andere persoon. Men kan wel zeggen, dat bijvoorbeeld Charles Laughton eerder zichzelf speelt, terwijl Celia Johnson en Alec Guinness andere, van henzelf verschillende, figuren vertol ken. Het huidige streven bij liet acteren is in de richting van een naturalistische stijl, welke in de plaats kwam van het gekun stelde spel van de voordien op de voor grond tredende toneelkunstenaars als Bernhardt en Irving. Deze naturalistische beweging bij het toneel, welke groeide terwijl de film bezig was zich te ontwik kelen, vond mogelijk haar oorsprong in de opleiding, welke Konstantin Stanislawsky, de grote Russische toneelleider en -her vormer, zijn leerlingen voor het Moskouse Kunsttheater gaf. Deze oefende zijn ac teurs in het kleine, intieme Studio Theater eer zij op een groter toneel werden toe gelaten ten einde bij hen op de eerste plaats een innerlijke doorleving van hun rol te cultiveren. Stanislawsky interesseerde zich niet voor de film. Maar in zijn autobiografie, waarin hij zijn opvattingen over acteren neer schreef voordat men nog aan de geluids film dacht, komen passages voor waarvan men zou kunnen zeggen, dat zij de essen tie van het filmacteren omschrijven. Hij vertelt onder meer dat het toneel van het kleine Studio Theater, waar hij zijn leer lingen opleidde, van de eerste rij stoelen niet gescheiden was, terwijl het traditio nele voetlicht ontbrak, zodat het licht uitsluitend van boven viel. Hierdoor werd een sfeer van vertrouwelijkheid met de toeschouwers geschapen, die de indruk kregen, dat zij geen toeschouwers meer waren, maar toevallige getuigen van on gewone levensgebeurtenissen. Deze ver trouwelijkheid maakte het de jonge acteurs mogelijk op te treden zonder enige ge vaarlijke inspanning welke zij in een groot theater zouden hebben moeten op brengen en zich in hun rollen in te leven, terwijl zij door de dagelijkse uit voeringen op natuurlijke wijze hun stem men, gebaren enz. ontwikkelden. Het is juist deze afstand tot het publiek, welke een zo beslissende factor is bij het acteren voor film en voor toneel. De goede acteurs voelen dit instinctief. In wezen is acteren de zelfde kunst bij elk dramatisch medium: toneel, film en televisie. Het ver schil ligt slechts in de technische uitvoering. Op het toneel is er een onverander lijke afstand tussen de acteur en zijn pu bliek, maar dit publiek zit over de gehele zaal verspreid en de acteur moet daarmede bij het „afmeten" van zijn acteren rekening houden. In de f i 1 m is er een zich voortdurend wijzigende afstand tussen de acteur en het publiek. Omdat het publiek de acteur ziet door middel van de door de camera ge registreerde reeksen van beelden, die de afbeelding van de acteur afwisselend ver groten en verkleinen, moet deze zich bij zijn acteren instellen op de aard van de opname. Scène na scène wordt op deze wijze in de studio opgenomen, waaruit later de film wordt gemonteerd. Ook bij een directe uitzending van toneelspel per televisie moet de ac teur voortdurend op de steeds wisselende afstand van de camera letten en zich bij zijn acteren daarop instellen; bovendien kan het spel evenals bij het toneel niet afgebroken worden, zodat hij precies moet letten waar hij gaan of staan moet, wat zeer veel van hem vergt. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom men er steeds meer toe overgaat om televisie toneel op de filmband vast te leggen en te monteren in plaats van rechtstreeks uit te zenden. De acteur mag niet vergeten, dat de camera zowel als de microfoon meedogen loos registrerende middelen zijn. De close-up heeft bijvoorbeeld het effect van een vergrootglas, dat voor zijn gezicht ge houden wordt, zodat ieder trekje of trilling voor de toeschouwers waarneembaar wordt, terwijl het geluid van zijn stem ook als hij op zachte, vertrouwelijke toon spreekt door middel van de volumeregelaar van de luidspreker aan kan zwellen totdat het een groot theater vult. Daarom wordt geen acteur voor de film gekozen dan na lang durige proefnemingen. Zijn gelaat moet reageren op de bij de fotografie toege paste lichtwaarden, terwijl hij zich vol komen op zijn gemak moet voelen onder het alziende oog van de camera. Hij moet de close-up „overleven" en dit vergt een vorm van concentratie, welk een belang rijk bestanddeel is van het acteren voor de film. Hij moet bij zijn vertolking van een andere persoon er door de kracht van zijn verbeelding met alle mogelijke mid delen naar streven in zijn gelaat en lichaam de aard van die persoon tot uitdrukking te brengen. Dat is wat spreker acteren „in de diepte" zou willen noemen ter onderscheiding van het oppervlakkige ac teren. Daarom is het bij de film zo nood zakelijk om te acteren „in de diepte", terwijl het oppervlakkige acteren heel goed kan voldoen in een groot theater bij het „levende" toneel. Overzicht van de vergadering van de Internationale Unie van Bioscoopexploitanten

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 26