Bestuur lYederlandsche Vereeniging
van Bioscoopreclame-Exploitanten
Beslissing "Nieuwe Ledencommisie
Bioscoopreclame-Exploitanten
Liquidatie waarborgsom
Bioscoopreclame-Exploitant
Zuidelijke nakeuring
Beslissing Ledenraad
In de ledenvergadering der Nederlandsche Vereeniging
van Bioscoopreclame-Exploitanten van 14 November j.1.
is in de vacature ontstaan door het aftreden van de heer
J. C. A. Meischke tot bestuurslid van deze Vereeniging
gekozen de heer J. Smit, directeur van Smit's Advies- en
Servicebureau N.V. te Amsterdam.
Het Bestuur is thans als volgt samengesteld: P. J. Bur-
bach, voorzitter; 7. Smit, vice-voorzitter; L. M. van Swie-
ten de Blom, penningmeester; M. Samson, lid; W. K. G.
van Roven, gedelegeerde; H. W. Hagenberg, secretaris.
De Nieuwe Ledencommissie van de Nederlandsche Ver
eeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten heelt in haar
zitting van 80 November 1955 besloten toestemming te
verlenen als bedoeld in artikel 3 van het Algemeen Ver-
eenigingsreglement aan:
de naamloze vennootschap Actief Film te Groningen
tot het overnemen en voortzetten van het gelijknamige
bioscoopreclamebedrijf van wijlen de heer W. Quist en
deze N.V. tevens toe te laten tot het lidmaatschap der
Vereeniging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7
der Statuten.
Met het oog op de teruggave van de waarborgsom,
welke door wijlen de heer W. Quist, voormalig exploi
tant van het bioscoopreclamebureau Actief Film te
Groningen, bij de Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten werd gedeponeerd, worden de leden
dezer Vereeniging, alsmede - de leden van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, overeenkomstig het bepaalde
in artikel 5 van het Algemeen Vereenigingsreglement
uitgenodigd, eventuele vorderingen op genoemde heer,
respectievelijk zijn erven, schriftelijk en gemotiveerd
binnen acht dagen na de verschijning van dit orgaan
bij het secretariaat der Vereeniging, Jan Luykenstraat
2 te Amsterdam, in te dienen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor Ge
meenschappelijke filmkeuring op Katholieke Grondslag
heeft medegedeeld, dat de gemeente Nuenen met ingang
van 1 October 1955 als gewoon lid tot de Vereniging is
toegetreden.
De Ledenraad van de Nederlandsche Bioscoop-Bond:
IN AANMERKING NEMENDE:
dat het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond op
17 Mei en 13 September 1955 de firma Gebr. Moonen, exploite
rende de Cinema Royal te Hoensbroek en het Asta Theater te
Schaesberg, gehoord heeft ter zake van de klacht luidende, dat
genoemde firma door het verstrekken van onjuiste afrekenstaten,
het vertonen van films op andere dan met de betrokken filmver
huurder overeengekomen dagen en het niet volledig verantwoor
den van filmhuren in strijd heeft gehandeld met de artikelen 1
en 8 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van
Films, artikel 3 van het Contributiebesluit, alsmede met de alge
mene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film- en
bioscoopbedrijf;
dat het Hoofdbestuur in zijn vergadering van 13 September 1955
op grond van artikel 15 der Statuten heeft besloten de firma
Moonen de straf van boete ten bedrage van in totaal 1.000,—
op te leggen en deze straf te publiceren in het Bondsorgaan, van
welke beslissing op 28 September 1955 kennis is gegeven aan de
firma Moonen;
dat de firma Moonen (verder te noemen: appellante) met een
brief van 7 October 1955 tijdig hoger beroep tegen de beslissing
van het Hoofdbestuur bij de Ledenraad heeft aanhangig gemaakt";
dat de Ledenraad in zijn vergadering van 10 Januari 1956 ge
hoord heeft de heren M. en A. Moonen, firmanten van apellante:
dat deze firmanten namens appellante in hoofdzaak hebben ver
klaard, dat de telling van bezoekers van de Cinema Royal te Hoens
broek door een accountantskantoor ondeugdelijk is geweest; dat
alle bezoekers der bioscoop in het bezit waren van een geldig
plaatsbewijs, hetgeen het accountantskantoor niet is nagegaan"; da"t
de controle uitgeoefend had behoren te worden door de Recette-
Contróle-dienst van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, die bevoegd
js te controleren, of de bezoekers der bioscoop in het bezit zijn
van geldige plaatsbewijzen: dat appellante geen inzage heeft ge
had van het accountantsrapport, dat de grondslag vormt van de
klacht; dat ook niet voldaan is aan haar verzoek om de tellers
van het accountantskantoor in haar tegenwoordigheid te horen;
dat het tellen van de bezoekers in de Cinema Royal te Hoensbroek
bij doorlopende voorstellingen geen juist beeld van de werkelijk
heid kan opleveren, omdat bezoeker* bij het vertonen der projec
tiereclame en zelfs al bij de vertoning der journaals de zaal ver
laten om in de gangen en de hall een sigaret of sigaar te gaan
roken (in de zaal is roken verboden) om later als de vertoning
van de hoofdfilm begint, terug te keren; dat de kinderen der
firmanten en hun familieleden, ten getale van 40, de gewoonte
hebben de bioscoop in en uit te lopen: dat appellante zich niet
aan fraude heeft schuldig gemaakt; dat ook het Hoofdbestuur
blijkens de motivering van zijn beslissing het resultaat der tel
lingen niet als absoluut juist aanneemt; dat dit College deson
danks de straf van boete tot een bedrag van 500,— aan appellante
heeft opgelegd op grond van de overweging, dat het door appel
lante als exploitante van het theater gevoerd beleid het ten enen
male onmogelijk maakt om een behoorlijke controle aangaande de
hoogte van de filmhuren uit te oefenen, waarbij het Hoofdbestuur
zich beroept op een uitlating van appellante, tijdens het verhoor
op 13 September 1955 gedaan, namelijk dat appellante zou hebben
erkend, dat haar bedrijfsvoering in sommige opzichten zeer te wen
sen overlaat; dat deze uitlating van appellante echter alleen be
trekking had op het in- en uitlopen van de bezoekers en de kin
deren der firmanten; dat de administratie van appellante in orde
is en dat zij ook overigens haar zaken op verantwoorde wijze be
heert: dat wat de kwestie over de vertoning van een film in het
Asta Theater te Schaesberg op andere dagen dan vermeld in de
recettestaat betreft, er geen boos opzet in het spel is geweest;
dat appellante weet, dat ook de filmverhuurders kennis nemen
van de advertenties der bioscopen en dat het vermelden van on
juiste vertoningsdagen op recettestaten dus onmiddellijk aan de dag
treedt; dat appellante de kwestie-Schaesberg, nog voordat deze
door het Hoofdbestuur werd behandeld, reeds met de betrokken
filmverhuurder had geregeld door hem compensatie te geven; dat
appellante om deze redenen de strafbeslissing van het Hoofdbe
stuur ongegrond acht en derhalve om vernietiging van deze be
slissing heeft verzocht:
OVERWEGENDE:
dat de bezwaren van appellante tegen de wijze, waarop de con
trole in de Cinema Royal te Hoensbroek heeft plaats gevonden
reeds in eerste instantie grondig zijn onderzocht, waarbij de per
sonen, die met de telling waren belast, zijn gehoord;
dat overigens de grieven van appellante, hierop neerkomende dat
zij bij het verhoor van de tellers niet aanwezig is geweest en dat
zij van het rapport van het accountantsonderzoek geen kennis heeft
kunnen nemen, niet ter zake dienende zijn, daar het Hoofdbestuur
appellante volledig over de gegevens, welke aanleiding tot de klacht
hebben gegeven, beeft ingelicht en appellante zich niet tegen het
accountantsrapport, maar alleen tegen de klacht zelve behoefde te
verdedigen
dat het Hoofdbestuur trouwens voor wat het geval-Hoensbroek
aangaat, heeft overwogen, dat het niet de absolute zekerheid heeft
verkregen, dat de betrokken filmverhuurder te weinig filmhuur
(van appellante) heeft gekregen;