Mededelingen van het Hoofdbestuur In Memoriam tcond, die voor hun leeftijd ongeschikt zijn, maar die films wel door de televisie in de huiskamer brengt, waar die kinderen aanwezig zijn, en zeker als de ouders niet aanwezig zijn of niet opletten, ongecontroleerd kunnen kijken naar films, die zij in de bioscoop niet zouden mogen zien. Wij hopen, dat de Minister op dit punt zijn mening zal willen herzien." De Minister heeft daarop als volgt geantwoord: „De heer Witteman heeft zijn verwondering uitgespro ken over de toelating van niet voor alle leeftijden toelaat baar geachte films in televisie-uitzendingen. Ik moge er op wijzen, dat aanvankelijk in het ontwerp-Televisie- besluit een bepaling stond, dat alle films waren toege laten, mits bij de aankondiging duidelijk kenbaar werd gemaakt, voor welke leeftijden de films waren goedge keurd. De Tweede Kamer heeft daartegen bezwaar ge maakt. Een commissie, bestaande uit veriegenwcord'gers \an de Departementen van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen en van Binnenlandse Zaken, van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring en van de Nederlandse Televisiestichting, heeft een advies over deze kwestie uit gebracht. Inmiddels had ik in het Televisiebesluit ter voorkoming van moeilijkheden de bepaling doen opne men, dat alleen films, goedgekeurd voor alle leeftijden, kunnen worden uitgezonden, behoudens mogelijkheid van dispensatie door de Minister. Daarvan wordt een matig gebruik gemaakt, zoals de geachte afgevaardigde weet. Nu betoogt de geachte afgevaardigde, dat het hem niet duidelijk was geworden, hoe men een vergelijking kon treffen met al het andere gebodene, dat zonder enige beperking voor de televisie kan worden uitgezonden. Laat ik in de eerste plaats een misverstand rechtzetten. Dit „zonder enige beperking'' betekent uitsluitend: zonder enige wettelijke beperking, want ik weet maar al te goed, dat de besturen van de omroeporganisaties zeer sterk selecterend te werk gaan, en de geachte afgevaardigde be grijpt, dat de Overheid anders zeker geen blanco toestem ming zou geven voor uitzendingen. De geachte afgevaardigde wijst er op, dat de uitvoe ring van de Bioscoopwet er toch op gericht is, dat men de burgers wil beschermen tegen bepaalde invloeden, die door de Overheid niet gewenst worden geacht. Maar waarom mag dan ieder wel lezen wat hij wil Er is inder daad vrijheid van drukpers. Maar dit is een grondwette lijke vrijheid, die wij toch moeten zien in het kader van een vrijheid van meningsuiting in het algemeen. De Bioscoopwet regelt deze vrijheid van meningsuiting niet, maar slechts het in het openbaar vertonen van films; dat geschiedt bij de televisie niet, tenzij men een televisietoe stel in het openbaar opstelt. Tegen dit laatste kunnen echter andere maatregelen genomen wordenhet ge meentebestuur heeft de bevoegdheid in zijn gemeente daar tegen op te [reden en ik kan mij zeer wel voorstellen, dat het ongewenst is, dat in een bepaalde gemeente een film in een bioscooptheater niet vertoond mag worden, maar dat diezelfde film in het café daarnaast door mid del van de televisie wel vertoond kan worden. In de verhoudingen, zoals die in ons land zijn, is het m.i. zeer gewenst, dat men dit aan de gemeentelijke Overheid over laat en dat dit niet centraal wordt geregeld. Nu vraagt de geachte afgevaardigde: ja, maar wat gebeurt er dan thuis, als de ouders er niet zijn? Mijnheer de Voorzitter! Ik ben vast overtuigd, dat de Overheid een taak heeft bij de verheffing der zeden, maar wij moe ten toch voor de Overheid een andere taak dan die van kindermeisje reserveren. Het kan m.i. niet de taak van de Overheid zijn, er voor te zorgen, dat tijdens afwezigheid van de ouders de kinderen niet zullen kijken naar tele visievoorstellingen van films, die niet toegelaten zijn voor minderjarigen. Daarop strandt de vergelijking met andere voorstellingen. Welk verschil is er in de taak van de Overheid ten aanzien van het toneelstuk Othello, de film Othello en de voorstellingen van de opera Othello voor de televisie? Op zich zelf zie ik daarin geen enkel wezen lijk verschil. Ik geloof dan ook bepaald, dat het optreden van de Overheid in zake de film alleen ligt in het karak ter van het vertonen in het openbaar, zoals ook de be perkende bevoegdheid van de gemeentelijke Overheid ligt bij het vertonen in het openbaar van toneelstukken. Wan neer men deze lijn zou willen doortrekken, zou dit bete kenen, dat niet alleen de veldwachter of de burgemeester het toneelstuk moeten lezen, dat vertoond wordt, maar dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap- pen ook alle stukken zou moeten lezen, die men op he'; televisiescherm wil doen verschijnen. Dat is de moeilijk heid, waarvoor ik ben gesteld. Daarom heb ik enige vrij heid van beweging gevraagd, maar ik zou het zeer op prijs stellen, in deze kwestie nog nader het oordeel van de Staten-Generaal te vernemen. Ik hoop, dat te zijner tijd de Tweede Kamer zich hierover ook zal uitspreken. omdat zij ook in eerste instantie hierover heeft gedis cussieerd." Op de op 3 en 4 Mei j.1. te Parijs gehouden jaarver gadering van de Internationale Lnie van Bioscoopexploi tanten (Union Internationale de FExploitation Cinémato- graphique) was de Nederlandsche Bio;coop-Bond verte genwoordigd door zijn Voorzitter, de heer Joh. Miedema, en de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman. Op 5 Juni j.1. hadden de Voorzitter en de Bondsdiree- teur een onderhoud met de Wethouder van Financiën van Nijmegen ter zake van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. De Firma Biemans heropende op Vrijdag 22 Juni j.1. te Oss haar geheel gemoderniseerde Luxor Theater. De eerste feestelijke voorstelling werd mede namens het Hoofdbestuur bijgewoond door de heer J. E. F. de Nijs, Secretaris van de Afdeling Het Zuiden, terwijl het College tevens door een bloemstuk van zijn belangslelling heeft laten blijken. Te St. illebrord is in de leeftijd van 65 jaar overleden de heer D. Luykx, exploitant van de bioscopen Luma St. Willebrord en De Zwaan Hoeven. De heer Luykx was ongeveer twintig jaar lid van de Bond en een geacht collega. Het Hoofdbestuur heeft de ernstig getroffen familie Luykx schriftelijk zijn deelneming betuigd met haar ver lies. De teraardebestelling van het stoffelijk overschot vond plaats op Vrijdag 1 Juni na een plechtige gezongen uit vaartdienst in de Parochiekerk aldaar. Onder de bloem stukken, die de baar dekten, bevond zich er een van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. De heer Luykx ruste in vrede. 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 13