Opbrengst zomercollecte
„Bio-Vacantieoord"
Steeds nauwere binding filmbedrijf
en televisie
Er zijn thans tekenen, welke er op wijzen, dat de
productie van minder kostbare films door de major com-
panies waarschijnlijk weer ter hand zal worden genomen.
Voor onderscheiden Europese waarnemers was het
blijkbaar een verrassing, dat de individuele exploitanten
zowel als hun bedrijfsorganisaties op de hearings, welke
de zogenaamde „Small Business Committee" van de
Senaat begin Mei te Washington over de filmverhuur
heeft gehouden, de uitwerking van de televisie op het
exploitatiebedrijf met nadruk als van geringe betekenis
qualificeerden. Als oorzaken voor de ongunstige bedrijfs
resultaten gaven zij aan: 1. te hoge filmhuren; 2. de
federale vermakelijkheidsbelasting van 10 op de
entreebewijzen boven vijftig dollarcent; 3. gebrek aan vol
doende Amerikaans product voor hun bioscopen. Met
geen woord werd gerept over de verkoop van de film
archieven der productiemaatschappijen aan de televisie.
Hetzelfde viel elders te beluisteren, onder meer op de
einde Mei te Minneapolis gehouden jaarlijkse conventie
van de North-Central Al lied Independent Tneatre Owners,
waar vooral veel kleinere exploitanten aanwezig waren.
De meeste kleine exploitanten in de televisiegebieden
schenen de verkoop van oude hoofdfilms aan de televisie
als een vanzelfsprekend iets te beschouwen en toonden
zich niet bepaald bevreesd voor concurrentie.
Het is overigens een in Europa niet zo heel bekend
feit, dat ook de Amerikaanse bioscoopexploitatie aanzien
lijke belangen in het televisiebedrijf heeft verworven. Deze
belangen variëren van bijvoorbeeld Paramount Theatres,
welke de American Broadcasting Company op twee na
het grootste televisienet van Amerika bezit, tot aan de
kleine exploitant, die voor vijf procent in zijn plaatse
lijke televisiemaatschappij heeft deelgenomen. Bijna een
jaar geleden publiceerde de „M otion Picture
Herald" een hele lijst van exploitanten, die in televisie
zenders geïnteresseerd waren met de mededeling, dat de
werkelijke investeringen veel omvangrijker waren. Gezien
het feit evenwel, dat de Federal Communications Com
mittee het regeringslichaam dat televisie- en radio
zendvergunningen verstrekt er geen geheim van maakt,
dat zij de eigendom van de onderscheiden communicatie
middelen zoveel als mogelijk is gescheiden wenst te hou
den, worden bij de aanvragen de financiële relaties van
de betrokkenen verzwegen en zijn dus vaak niet of slechts
zeer ten dele bekend. Dat tal van grote en kleine Ame
rikaanse exploitanten aan plaatselijke of interlocale tele
visiemaatschappijen deelnemen geschiedt in vele gevallen
met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Men denke
hier bijvoorbeeld aan de mogelijkheid, dat groepen van
exploitanten een filmprogramma coöperatief via een tele
visiekanaal in hun theaters projecteren, wat voor hen een
enorme besparing aan projectie- en andere kosten en voor
de distributeur aan copiekosten zou betekenen en wat
vooral tot gevolg zou hebben, dat de provincie de begeerde
films veel eerder zou kunnen boeken dan thans het ge
val is.
Feitelijk is de belangstelling van het filmproductie-
bedrijf voor de televisie van niet veel oudere datum dan
die van de exploitanten, maar zij is intensiever. Weliswaar
moest de televisie zich van meet af aan tot het filmbedrijf
wenden, op de eerste plaats voor technische en creatieve
krachten en op de tweede plaats voor films, maar de
grote productiemaatschappijen zelf hielden zich aan
vankelijk afzijdig, al verhuurden zij wel studio-accomo-
datie aan de televisie. Het bleek echter al spoedig, dat de
televisie meer en meer films nodig had. dat wil zeggen
oude theaterfilms welke opnieuw gemonteerd werden en
speciaal voor de televisie vervaardigde producten, vooral
seriefilms. Daarom gingen de filmproductiemaatschap
pijen er na verloop van tijd toe over om zelf tal van
dochterondernemingen op te richten, die televisiefilms van
allerlei aard gingen vervaardigen. Een tweede stap was,
dat een aantal ondernemende filmproducenten, zoals bij
voorbeeld Disney, zelf bepaalde televisieprogramma's
gingen verzorgen. Ten slotte begon na Juli 1955 de ver
koop van de filmarchieven, welke nauwelijks enige reactie
van de zijde der Amerikaanse exploitanten tot gevolg
heeft gehad.
De van 27 Juli tot en met 9 Augustus j.1. in de biosco
pen gehouden zomercollecte ten behoeve van de Stichting
,,Bio-Vacantieoord" heeft een aangename verrassing
opgeleverd. Deze inzameling bracht namelijk rond
ƒ47.000,meer op dan die van het voorafgaande jaar.
Een succes, dat dubbel welkom is, nu de Stichting haar
uitgaven in verband met haar zich uitbreidende charita
tieve werkzaamheid ziet toenemen.
In totaal werd een bedrag van 170.972,70 ontvangen,
waarin begrepen 707,21 aan vreemd geld en 2.499,45
aan oude munten, welke konden worden ingewisseld.
Ter vergelijking volgen hier de opbrengsten in de on
derscheiden afdelingen:
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Het Centrum
Amsterdam
Het Oosten
Het Zuiden
Rotterdam
's-Gravenhage
Het Westen
Het Noorden
Zomercollecte
1956
30.932,76
30.084,04
23.581,86
21.316,58
19.316,94
16.254,87
13.839,51
12.439,48
Zomercollecte
1955
20.501,90
25.269,90
14.653,99
15.209,24
12.377,33
13.747,98
11.541,94
8.139,21
167.766,04 121,441,49
Het stemt tot verheugenis, dat het publiek op zulk een
duidelijke wijze blijk heeft gegeven van zijn sympathie
voor het Bio-Vacantieoord. Het Bestuur weet alle bio
scoopbezoekers dank voor hun milde gaven, welke het de
Stichting mogelijk maken wederom vele kinderen in staat
te stellen herstel van gezondheid te vinden.
Het Stichtingsbestuur betuigt de directies van de bio
scopen en haar personeel zijn erkentelijkheid voor hun
medewerking en toewijding, welke in zo belangrijke mate
hebben bijgedragen tot het welslagen van deze tweede
zomercollecte. En niet op de laatste plaats dankt het de
dames, die ook ditmaal weer bereid bleken zich beschik
baar te stellen voor het tellen van de inhoud der duizen
den collectebussen.
18