Internationaal congres
voor de wetenschappelijke
film
Jaarvergadering
reclame-exploitanten
weken komen. Misschien kunnen de enquêteurs ons dit
verschil verklaren.
Misschien kunnen zij ons zelfs nog iets meer vertellen.
Zouden zij ons bijvoorbeeld uiteen kunnen zetten hoe het
mogelijk is. dat het ongeoorloofde bioscoopbezoek het
hoogst zou zijn in de derde klassen, dat wil dus zeggen bij
leeftijden van negen en tien jaar? De toelaatbaarheids-
grens van veertien jaar kan de exploitant namelijk met
betrekking tot bepaalde uit de kluiten gewassen kinderen,
die in werkelijkheid 12 of 13 jaar zijn. nog wel eens voor
moeilijkheden plaatsen en daarom spreekt de Bioscoopwet
terecht niet zo maar van veertienjarige kinderen zonder
meer. maar van ..kinderen, te wier aanzien niet voldoende
aannemelijk is, dat zij de leeftijd van veertien jaren heb
ben bereikt". Er kan dus wel eens gesmokkeld worden door
twaalf- of dertienjarigen, maar dat dit aan kinderen van
negen of tien jaar lukt zal niemand, behalve de Venlose
enquêteurs, aannemen.
Ten slotte nog een vraag: Uit welke anderecij fers
blijkt, dat ook bij de kinderen onder de acht jaar een
..intens" bioscoopbezoek kan worden verondersteld? En
wat verstaat men in Venlo in dit verband onder de term
"intens"? Het wordt door alle verantwoordelijke instanties
als zeer normaal beschouwd, dat kinderen tussen tien en
veertien jaar eenmaal per week een bioscoop bezoeken.
Het staat verder vast, dat een dergelijke frequentie in ons
land niet bestaat en zelfs niet bestaanbaar is, omdat de
alle-leeftijden-films eenvoudigweg niet in voldoende mate
aanwezig zijn. Een door de Stichting Film en Jeugd over
de jaren 1953, 1954 en 1955 naar de bioscoopprogramme
ring in Amsterdam. Den Haag en Rotterdam ingesteld
onderzoek wees naar tijdens de in September 1956 te
Utrecht gehouden Derde Academische Eilmweek werd
medegedeeld uit. dat in Amsterdam en in Den Haag
ruim 25% en in Rotterdam circa 30% van de totale film-
weken van alle bioscopen tezamen toegankelijk waren voor
kinderen onder de veertien jaar. Daaruit alleen volgt al
de conclusie, dat 75% van de bioscoopprogramma's niet
toegankelijk zijn voor kinderen onder veertien jaar.
Bovendien is deze conclusie in overeenstemming met de
nuchtere filmstatistiek. die aantoont, dat het aantal be
schikbare alle-leeftijden-films per jaar gemiddeld slechts
25% van het totaal bedraagt. Voor de zogenaamde nakeu-
ringsgemeenten, als bijvoorbeeld Venlo, ligt dit percentage
nog iets lager. Tot leerringhe ende vermaeck van de Ven
lose enquêteurs willen wij hier nog aan toevoegen, dat het
Instituut Film en Jeugd, mede aan de hand van het aantal
vertonings weken van de alle-leef tij den-programma's in de
onderscheiden bioscopen, heeft aangetoond, dat het klets
praatje dat de kinderen in de dichtbevolkte arbeidsbuur-
ten der grote steden regelmatig met geld de deur uit wor
den gezonden naar de bioscoop om de hoek alleen al daar
om niet opgaat, omdat de gelegenheid er toe
v r ij w e 1 niet b I ij k t te bestaan.
Ons is daarom, in tegenstelling tot de Stichting Film-
vorming. in het geheel niet gebleken, dat het bioscoop
bezoek van de jeugd van de lagere scholen te Venlo „aan
zienlijk hoger ligt dan verwacht mag worden". Het
gemiddelde is in Venlo even laag als in de rest van het
land. dat wil zeggen aanzienlijk lager dan in welk ander
Europees land ook. Dit betekent, dat de conclusie
van de heren enquêteurs eveneens op losse schroeven
staat, namelijk de dringende noodzaak van filmvorming
op de lagere scholen. Of moest de enquête soms
pasklaar worden gemaakt voor een a priori vastgestelde
conclusie?
In 1956 heeft de Algemene Ledenvergadering van de
Internationale Vereniging voor de W etensciiappelijke Film
I.S.F.A.). gehouden ter gelegenheid van liet Xe Internatio
nale Congres voor de Wetenschappelijke Film te Wenen,
het voorstel van de Nederlandse delegatie aanvaard om
het Xle Congres te Amsterdam te doen plaats vinden.
Regelingen zijn sindsdien getroffen om het congres te
houden in het Koninklijk Instituut voor de Tropen van
21 tot en met 27 September 1957. Voorzien is o.a. een
Algemene Ledenvergadering en enkele vergaderingen van
het Bestuur van de I.S.F.A. De vijf permanente commis
sies van de Vereniging, te weten die voor research, medi
sche en veterinaire wetenschappen, voor industriële vraag
stukken en voor de verspreiding van de wetenschap door
middel van de film. zullen eveneens vergaderen en films
vertonen, betrekking hebbend op hun eigen terrein. Een
speciale commissie zal aandacht schenken aan een aantal
onderwerpen, in verband staande met de moderne film
techniek, zoals het gebruik van infra-rood licht bij film
opnamen, de invloed van licht, op levende celstructuren,
phase-contrast. cinematografische teleregistratie. versneld
en vertraagd opnemen. Het is de bedoeling dat de medische
sub-commissie een speciale vergadering zal wijden aan
tropische geneeskunde, endescopische cinematografie en
aan cine-radiografie. In de avondvoorstellingen zullen de
beste wetenschappelijke films vertoond worden, die door
de deelnemende landen zijn ingezonden.
Er bestaan ook plannen om een tentoonstelling te hou
den, waar wetenschappelijke werkers foto's van hun werk
en toestellen kunnen laten zien en de handel het nieuwste
op het gebied van apparaten, filmmateriaal enz.
Verzoeken om inlichtingen dienen te worden gericht
tot het Secretariaat van het Xle I.S.F.A. Congres te Utrecht.
Catharijnesingel 59, ingang Sterrenbos.
De Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten hield op 15 Mei Ie Amsterdam haar jaarlijkse
ledenvergadering.
In zijn openingswoord memoreerde de Voorzitter, de
heer P. J. Burbach. het overlijden van de heer J. H.
Kamstra. die als bedrijfsleider meer dan twintig jaar de
belangen van de N.V. Harpo had behartigd en wiens heen
gaan door de bioscoopreclame-exploitanten en ook vele
bioscoopondernemers, die met hem in relatie stonden,
ernstig wordt betreurd. De ledenvergadering eerde zijn
nagedachtenis door staande enige ogenblikken stilte in
acht te nemen.
Het jaarverslag over 1956, samengesteld door de Secre
taris H. W. Hagenberg. werd goedgekeurd evenals de
overige jaarstukken.
Ter voorziening in de vacature, ontstaan door het perio
diek aftreden van de heer L. M. van Swieten de Blom, die
zich niet herkiesbaar stelde, werd bij enkele candidaat-
stelling tot Bestuurslid gekozen de heer A. van Bloemen-
daal, directeur van de N.V. Actief Film te Groningen.
16