Jaarlijkse Ledenvergadering Openingsrede van de Bondsvoorzitter De jaarlijkse ledenvergadering van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. welke op Maandag 1 April j.1. in de Congreszaal van Hotel Krasnapolsky te Amsterdam werd gehouden, mocht zich in een grote belangstelling verheu gen; niet minder dan 358 zaken waren vertegenwoordigd. De vergadering stond onder leiding van de Bondsvoor zitter, de heer Joh. Miedema, die de aanwezigen welkom heette en, de traditie getrouw, alvorens zijn openingswoord uit te spreken de aanwezigen verzocht zich van hun zetels te verheffen om staande enige ogenblikken stilte in acht te nemen ter herdenking van degenen, die sedert de vorige ledenvergadering aan Bond en bedrijf waren ontvallen. Vervolgens wendde de Voorzitter zich tot de verzamelde leden met de volgende woorden: ..Dames en Heren, wederom is een organisatorisch jaar verstreken, waarin dank zij vruchtbare samenwerking van onze onderscheiden Bondscolleges en dank zij ook het teamwork in het Hoofdbestuur veel kon worden verricht in het gezamenlijk belang. Ik heb niet de behoefte te treden in details, omdat het gebruikelijk jaarverslag U omtrent de arbeid van het Hoofdbestuur en het Bondsbureau, van Afdelingen en Commissies volledig inlicht. Wel echter zij het mij vergund een ogenblik te verwijlen bij een aa/ital vraagstukken, die in het afgelopen jaar onze bijzondere aandacht hebben gevraagd en die ongetwijfeld in de eerst komende jaren een voorwerp van zorg zullen zijn bij het beleid van onze bestuursorganen. In de eerste plaats is er de buitengewoon zware druk. welke de vermakelijkheidsbelasting en de hogere dan voor het amusementsleven gebruikelijke tarieven op onze bedrij ven leggen. Wij mogen dan al resultaten hebben geboekt, wij mogen dan al de inzichten op het stuk van de belas tingheffing voor onze bedrijven bij de centrale Overheid gewijzigd hebben, wij mogen dan al de overgrote meerder heid van de gemeenten hetzij door het initiatief van onze leden, hetzij op ons initiatief, hetzij door gezamenlijk optreden, bereid hebben gevonden de voor ons geldende tarieven te reduceren, het verontrust ons niettemin, dat een aantal gemeenten dat in betekenis, zoals U in het jaarver slag hebt kunnen zien, circa 9% van de totale omzet van onze bedrijven uitmaakt, nog steeds verstek laat gaan. Van sommige gemeenten kan op grond van de indicaties, die wij verkregen hebben, verwacht worden, dat zij eer lang overstag zullen gaan. Wij hebben echter evenzeer de overtuiging gekregen, dat er een aantal gemeenten zal overblijven, die niet bereid zullen blijken het op ons toe gepaste uitzonderingstarief prijs te geven. Wij zullen daarin niet berusten. Het totaal gemiddelde van de heffing is thans teruggebracht van 29% in 1953, toen het overleg tussen Overheid en bedrijf geopend was, op 23,8%. Het is duidelijk, dat nog een gehele etappe moet worden afgelegd, alvorens wij het gemiddelde hebben terugge bracht tot 20%. Laat de betrokken gemeentebesturen zich er echter van overtuigd houden, dat wij niet zullen versa gen. Wij hopen als het kan het doel te bereiken langs de weg van overleg en wederzijds begrip. Zou echter komen vast te staan, dat de normale middelen falen, dan zal de betrokkenen moeten worden duidelijk gemaakt, dat niet zij het in de hand hebben ons budget te bepalen, doch dat onze leden met behulp van hun organisatie in staat zijn uit te maken wat hun gemeentebesturen aan vermakelijk heidsbelasting ontvangen en dat zal niet meer mogen zijn dan 20%. In hoeverre wij op den duur de last van 20% zullen kunnen dragen, zal afhangen van de wijze, waarop zich de gevolgen van de concurrentiestrijd met de overige amuse- mentsmedia, waarin ons bedrijf meer en meer gewikkeld raakt, aan onze zaken zullen manifesteren. Wij kunnen er niet mede accoord gaan, dat een met ons concurrerend amusementsmedium lager wordt belast dan het onze, wij kunnen er evenmin mede accoord gaan, dat met de gelden van de burgerij investeringen plaats vinden in een nieuw en ernstig concurrentiemedium als de televisie is, terwijl door allerlei beperkende bepalingen en belemmeringen de ontwikkeling van onze bedrijven wordt gestuit en ongeacht de bedrij f suitkomsten de omzetten van onze zaken domweg worden afgeroomd ten behoeve van plaatselijke voorzie ningen, waarin door de gehele burgerij dient te worden bijgedragen en niet door ons alleen noch door hen. die een filmvoorstelling wTensen bij te wonen. Ik kan U de verzekering geven, dat het Hoofdbestuur de ontwikkeling van de gang van zaken met betrekking tot ons bedrijf en in verhouding tot bijvoorbeeld de televisie met de grootste aandacht blijft volgen. Ook zal ons beleid er op gericht moeten zijn verantwoorde mogelijkheden te scheppen tot het bouwen van bioscopen daar, waar er behoefte aan bestaat. Er is een verheugende toeneming in de belang stelling voor de bioscoop het afgelopen jaar kwamen er niet minder dan bijna 4 millioen bezoeken bij doch

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 3